Het idee is aanlokkelijk: een kanotocht van drieduizend kilometer over de Yukon, een van de langste rivieren van Noord-Amerika. Hij ontspringt in het westen van Canada en stroomt met een wijde boog door Alaska de Beringzee in.
Maar eerst moet je door de nodige stroomversnellingen. "Het gemurmel van de rivier wordt een allesverslindend gebulder. De golven rijzen op, boosaardig, met enorme dalen en borrelende koppen. De boot bokt eroverheen. [...] Achter rotsblokken die van verre berghellingen naar beneden zijn getuimeld bevinden zich gapende kuilen waarin de boot als een muntje om zou floepen."
"Dat was dus de makkelijkste," zegt de gids die je door dit kolkende water leidt. En dan zullen we het maar even niet hebben over de kans om 's avonds, eenmaal aangemeerd, je tentje opgezet, een beer in de weg te lopen.
De Britse journalist Adam Weymouth liet zich door dit alles niet ontmoedigen, en bereikte de rivierdelta zonder kopje onder te gaan of in een berenmaag te…Lees verder
Het idee is aanlokkelijk: een kanotocht van drieduizend kilometer over de Yukon, een van de langste rivieren van Noord-Amerika. Hij ontspringt in het westen van Canada en stroomt met een wijde boog door Alaska de Beringzee in.
Maar eerst moet je door de nodige stroomversnellingen. "Het gemurmel van de rivier wordt een allesverslindend gebulder. De golven rijzen op, boosaardig, met enorme dalen en borrelende koppen. De boot bokt eroverheen. [...] Achter rotsblokken die van verre berghellingen naar beneden zijn getuimeld bevinden zich gapende kuilen waarin de boot als een muntje om zou floepen."
"Dat was dus de makkelijkste," zegt de gids die je door dit kolkende water leidt. En dan zullen we het maar even niet hebben over de kans om 's avonds, eenmaal aangemeerd, je tentje opgezet, een beer in de weg te lopen.
De Britse journalist Adam Weymouth liet zich door dit alles niet ontmoedigen, en bereikte de rivierdelta zonder kopje onder te gaan of in een berenmaag te belanden. Hij schreef er een fascinerend reisverslag over: 'Koning van de Yukon'.
Het avontuur zal ongetwijfeld hebben gelonkt, maar het ging Weymouth om meer. Die koning van de Yukon was niet de peddelende auteur zelf, maar de chinook, oftewel: de koningszalm. Terwijl de kano stroomafwaarts voer, zwom deze vis vanuit zee de rivier op. Geen enkele soort waagt zich verder landinwaarts. Een route tweemaal zo lang als het traject Amsterdam-Napels, onderweg duizend hoogtemeters overbruggend.
De Yukon kent de grootste zalmtrek ter wereld. Maar de situatie is nijpend. Jaarlijks keren nog maar enkele tienduizenden chinooks terug naar de plek in de rivier waar ze het levenslicht zagen en zelf voor nakomelingen zullen zorgen. Twee decennia geleden waren dat er honderdduizenden.
Al even slecht gaat het met de paling, zo blijkt uit Patrik Svenssons boek 'De lange weg naar huis'. Waar Weymouth een beetje actie niet schuwt, blijft de Zweedse journalist achter zijn bureau zitten, oplepelend wat hij door studie over de paling heeft geleerd en gravend in herinneringen over alen die hij in zijn jeugd ving.
'De lange weg naar huis' is een zoektocht van een visser naar een ondoorgrondelijke vis en een zoektocht naar zichzelf. Niemand weet waarom het leven van de paling begint en eindigt in de Sargassozee. Niemand heeft ooit paaiende palingen gezien. Dat geheim intrigeert Svensson. Als hij in een augustusnacht een vaalgeel exemplaar uit het water haalt, begint hij te oreren. Dat hij de vis in de ogen probeert te kijken. Dat het palingmysterie bezit van hem neemt. Dat de raadselachtigheid van het dier een echo is van de vragen die iedereen bezighoudt. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naartoe?
Weymouth negeert de paling, maar omgekeerd moet Svensson een en ander kwijt over de chinook. Een zalm is volgens hem een wezen met een gepredestineerde, onzelfstandige levensloop: hij móet de sporen van zijn voorvaderen volgen en maakt nageslacht met zijn soortgenoten die in exact dezelfde wateren ter wereld kwamen. Een paling plant zich daarentegen voort zonder zich maar iets aan te trekken van wie hij afstamt. In de redenering van de Zweed geeft een paling daarmee veel minder van zichzelf bloot dan de voorgeprogrammeerde zalm en daardoor kunnen wij, vrije mensen, ons beter met een aal identificeren. "Het verborgene in de paling is ook het verborgene in de mens."
Dat is wat veel van het goede. Beter op dreef is Svensson wanneer hij beschrijft hoe in het verleden over de paling werd gedacht. Een reeks van geleerden uit heden en verleden passeert, van Aristoteles ("hij schreef dat palingen uit leem ontstaan") tot Freud ("hij wilde de seksualiteit van de vis doorgronden, maar ontdekte hooguit zijn eigen seksualiteit").
Al die knappe koppen hebben niet kunnen voorkomen dat de palingstand op een dieptepunt is aanbeland. Beschermingsmaatregelen werken niet. In Baskenland bijvoorbeeld worden nog altijd massa's glasalen uit de rivier geschept. Vissen op glasaal is in dit deel van Spanje een inkomstenbron (een halve pond kan in een Baskisch eethuis zomaar vijftig, zestig euro opleveren), maar bovenal een traditie. Hier wil de bevolking onafhankelijkheid, hier laten de vissers zich niet koeioneren door wat bureaucraten uit Madrid of Brussel gelasten. Hier blijven de Basken uitvaren. "Tot de allerlaatste palingvisser dood is. Of de allerlaatste paling."
De locals langs de Yukon zijn in dat opzicht duurzamer bezig. Weymouth tekent hun verhalen op. Hij bezoekt balsturige individuen die de grote stad zijn ontvlucht en in de bossen langs de oever hun hele hebben en houden eigenhandig hebben opgebouwd, hij praat met de stamoudsten van de Inuit, met arme stakkers die de fles niet kunnen laten staan. Hij ziet dat de bevolking amper nog zijn netten uitgooit. Vaders en opa's - vrouwen met een hengel komen in zijn boek niet voor - hebben het er maar moeilijk mee. Kunnen zij de gebruiken uit hun jeugd nog wel overdragen op volgende generaties?
Met zijn 47 jaar is Svensson wat dat betreft oud genoeg om nog de tijd te hebben meegemaakt dat er genoeg te vangen viel. Zijn vader bracht hem als kind de fijne kneepjes bij. Dat kon er ongebreideld aan toegaan. Bijvoorbeeld tijdens de les hoe-kom-je-het-snelst-aan-zoveel-mogelijk-aas? "Hij zei dat ik het grasveld water moest geven. Zelf pakte hij een riek, sneed het uiteinde van een elektriciteitssnoer open, maakte de metaaldraadjes vast aan de tanden van de riek en stootte die toen in het gras. 'Blijf jij nu maar even uit de buurt,' zei hij. 'En trek rubberlaarzen aan.'"
Het werkte wel. Zodra er 220 volt door de vochtige grond werd gejaagd, kropen de wormen met honderden tegelijk naar boven.
Aan de waterkant vonden vader en zoon Svensson elkaar. Totdat Patrik ging studeren. Vanaf die tijd werden kregen de wormen rust. Langzaam dreven de twee uit elkaar. De één een eenvoudige arbeider, de ander een boekenwurm.
'De lange weg naar huis' is daarmee ook een kroniek van een zoon die op zoek is naar zijn vader. Er waren geen conflicten, maar de verschillen werden te groot. Een zout- en een zoetwaterstroom. Svensson is er voor de lezer die zich wil laten meevoeren door een mijmerende auteur. Kies voor Weymouth als je houdt van een minder filosoferende schrijver die op reportage gaat.
Verberg tekst