Eindelijk kreeg Adriaan van Dis (67) zijn moeder aan de praat en daar maakte hij een roman van. Of is het een biografie? 'De diepste reden waarom ik dit boek wilde schrijven was dat ik de laatste tien jaar een geweldige hekel aan mijn moeder begon te krijgen.' Een divangesprek.
De schrijver loopt de werkkamer in van zijn houten huis in de Achterhoek en gaat op de divan liggen, benen gestrekt, rug iets omhoog. Hij zet zijn bril op (groen), pakt een groot schrijfblok (geel, van het merk Yellow Pad) en een vulpen (wegwerpexemplaar, blauwe inkt) en begint hardop lezend te schrijven, in grote, scheve letters. 'Ik lig nu te kijk en laat het maar vloeien.'
Zo gaat het dus.
"Zo schrijf ik mijn boeken. Eerst met de hand, daarna tik ik het snel uit; dezelfde avond of de volgende ochtend, want ik heb een heel slecht handschrift, het blijft maar een paar uur leesbaar." Hij staat op en pakt een stapel kleine notitieblokjes van het merk Muji. "Ik heb dus twee soorten aantekeningen. Dit zijn de moederboekjes, daarin staan mijn losse aantekeningen. Even kijken. Moeder heeft een vals gebit en kan door het kamp slecht... Nou, dat is nog wel leesbaar. En dan heb ik hier een groot schrijfblok met een uitgeschreven deel van het boek. Het was geloof tegen het... roze kerk... satan... licht - hier staat toch licht?
"Tijdens het uittikken herschrijf ik alles. Daarna ga ik er wéér doorheen, en weer. Ik lees alle zinnen hardop voor. Dat is een gouden tip. Ik ben daarmee begonnen toen ik in de correspondentie van Flaubert las dat hij zijn boeken voorlas aan zijn vrienden, die daar wanhopig van werden. In Rouen is een laantje dat 'de brullaan' heet, daar liep-ie hardop zijn teksten te lezen. Het gaat erom dat je hárdop leest, dan hoor je waar het mank gaat."
Ik kom terug, heet de nieuwe roman van Adriaan van Dis (1946). Het boek gaat over zijn moeder. Herstel: het boek gaat over een moeder. Een moeder van een schrijver die na een lang leven van zwijgen en buitensluiten opeens tegen haar zoon begint te praten, staat op de achterflap: "Hij, een romanschrijver, mag haar biograaf worden, maar er is een voorwaarde: hij moet haar een zachte dood bezorgen."
De romanschrijver heet Van Dis, zijn strenge en jonggestorven vader komt uit Indië, zijn moeder zat in het jappenkamp, hij heeft drie bruine halfzusjes, hij woonde in Parijs en heeft nu een huis met een tuin in de Achterhoek, in het oosten van Nederland. Vragen mensen weleens of de romanfiguur Van Dis en de schrijver Van Dis dezelfde zijn?
"Ishetwaarishetwaarishetwaarishetechtishetechtishetecht? We leven in een tijd van realityshows die volledig gescript zijn, maar waarvan we toch willen dat het allemaal waar is. O wee als je de mensen teleurstelt en zegt dat het níét allemaal waar is!
"Ik wil natuurlijk dat het waar is als je het léést. Deze hele roman gaat over waar en onwaar. Hoe vertel ik een verhaal?"
You must sacrifice your family on the altar of fiction: uitspraak van de Amerikaanse schrijver David Vann, door u gebruikt als motto.
"Mooi he`."
De ik-persoon in dit nieuwe boek heet niet alleen Van Dis, zijn jeugd en zijn herinneringen zijn identiek aan die van de hoofdpersonen in Nathan Sid, Indische duinen en Familieziek. Zijn zusjes hebben dezelfde namen.
"De man in die boeken, dat ben ik ontegenzeggelijk. Jaaa. En tegelijkertijd: wie 'ik' schrijft en zich die 'ik' iets laat herinneren, die liegt al; want je weet helemaal niet wat de herinneringen van een kind van tien zijn.
"Ik wou een roman schrijven over oud worden, over herinneringen en over verhalen vertellen. Mensen die traumatische dingen meemaakten in de oorlog hebben, is mijn ervaring, erg de neiging zich te verschuilen achter andermans verhalen. Ze weten altijd heel veel van een buurvrouw die iets heeft meegemaakt dat nog véél erger was dan wat zij meemaakten - zo hoeven ze hun eigen verhaal niet te vertellen.
"Herinneringen zijn minstens zo interessant. Vijf kinderen uit hetzelfde gezin herinneren zich een bijzondere gebeurtenis; voor de een was het een geweldige ervaring en voor de ander een traumatische. Het komt zoals de zon valt, de een ziet altijd de zonnige hoek en de ander de donkere. Er zijn vele visies op de werkelijkheid. Hoe herinner je je dingen? Nooit van a tot z. Je hebt een flard, die haal je terug, je verschuift, je laat de dingen weg die je je niet wilt herinneren. Mijn moeder is haar hele leven lang gevlucht in lezen, daar schrijf ik over en..."
U hebt het nu dus over uw moeder?
"Natuurlijk heb ik het over mijn eigen moeder!"
En die lijkt op de moeder in Ik kom terug.
"Die lijkt op de moeder in Ik kom terug. En tegelijk vergroot ik haar en zijn er dingen beslist niet zo gebeurd - maar uiteindelijk blijken ze méér dan zo gebeurd te zijn, want ik kom steeds dichter uit bij de moeder die ik mij wílde herinneren."
Aan het einde heeft de moeder in het boek, die we dan vanaf nu maar gewoon uw moeder zullen noemen, het over 'ons boek'. Is dit boek inderdaad jullie boek?
"Ja. Mijn moeder wist dat ik een boek over haar ging schrijven. Ik heb mijn moeder ook heel bewust geïnterviewd. Aantekeningen gemaakt in die kleine Muji-opschrijfboekjes. Ik heb haar verteld hoe ik het ging aanpakken. Omdat ze zo jokte en zo slecht te openen was, nam ik dingen mee. Een cent, een woordenboekje, een kookboek: heel fysieke zaken. En daardoor stond ze zich toe in die geheugenkrochten te treden en liet ze dingen los.
"Overigens zocht ik haar eigenlijk niet zo vaak op, dat doen wij niet in onze familie. Maar ik belde haar wel, nagenoeg elke dag."
Dat is vaak.
"Ja, omdat ik me zo schuldig voelde dat ik haar nooit opzocht. Maar als ik er was, dacht ik altijd: wat doe ik hier? Mijn moeder heeft - had - niet de aard om blij te zijn. Haar gevoelsleven was weggeschroeid, denk ik. Na haar overlijden, drie jaar geleden, ben ik eerst begonnen van mijn aantekeningen allemaal korte verhalen te maken. Uiteindelijk heb ik alles terzijde geschoven en afgelopen februari heb ik een Yellow Pad-schrijfblok gepakt en ben ik begonnen. Het boek is tussen februari en september geschreven."
Op die divan.
"Daar ga ik op liggen en dan... Ja, dan analyseer ik mezelf. Benen opgetrokken en een kussen in de rug: heerlijk. Ik lees liggend, ik schrijf liggend."
Eten?
"Ik heb gisteren nog liggend erwtensoep gegeten. Je moet zorgen dat je niet helemaal opgaat in een soort Oblomov-achtig leven, dus ik dek ook weleens een tafel. Maar eenmaal gegrepen, leid ik een vrij - 'beestachtig' is het woord niet, maar in elk geval: een gedreven leven. Dan kan het me ook allemaal niks meer schelen. Dan was ik me zo nu en dan, als het uitkomt, maar zeker niet bij het wakker worden. Ik sta op wanneer ik wil. En 's nachts krijg ik de geest. Elke nacht om drie uur komt de nachtredacteur. Fantastisch fenomeen."
De nachtredacteur.
"Zo noem ik hem. Dat is een deel van mij dat zich herinnert wat ik heb geschreven en weet waar het niet goed zit. Waar een zin hinkt, waar ik een verkeerd woord heb gebruikt. Daar maak ik dan een aantekening van. Of ik ga weer verder met schrijven. Kijk: in de Achterhoek gaan wij om kwart voor tien naar bed. Dus om drie uur heb je er wel een aantal uren slaap op zitten. En als je zo leeft, vind je het ook heel normaal om 's morgens om elf uur een heerlijke linzensoep te eten, zoals ik de afgelopen maanden geregeld heb gedaan.
"Wat ik eet, hangt altijd heel sterk samen met wat ik beschrijf. Toen ik dit boek schreef, bladerde ik geregeld dat vieze kookboek van mijn moeder door, met haar afschuwelijke recepten voor spinaziemuffins. Mijn moeder was zeer alternatief. Eén keer in de week aten we lekker, dan flikkerde ze de restjes van alles wat we de hele week aan rommel hadden gegeten bij elkaar en dat werd dan met een soort grof bruin meel vermengd tot broodkoekjes."
Hij at het braaf op; de kleine Adriaan was een gezeglijk kind. "Daar verbaas ik me het meest over. Ik vocht met haar, we maakten ruzie, maar ik ging géén lang haar dragen, trok geen spijkerbroek aan. Mijn moeder leed aan een onuitgesproken oorlog, daarom moest ik haar ontzien."
U bent nu bijna 68...
"Een volwassen man die nog steeds hunkert naar de aanraking van een moeder die hem nooit op schoot nam. Zielig, zeker. Aan de andere kant: ik heb nu pas ontdekt hoe mijn moeder me heeft gevormd, veel meer dan mijn vader. Ik probeer mijn onbegrip niet om te zetten in boosheid, al spaar ik haar niet."
Kokette trut, noemt u haar; boosaardig mens.
"Omdat ze dat was. Gek genoeg vond iedereen in mijn omgeving mijn moeder enig en grappig. En dat was ze óók. Op haar sterfbed keek ze naar de kabinetsformatie."
'Maxime Verhagen is een druiloor', waren de laatste woorden van de moeder in uw boek.
"Dat zei mijn moeder echt. 'Druiloor': een prachtig jarenvijftigwoord."
U blijft erbij dat uw boek een roman is?
"Jawel. Soms vertelde mijn moeder een verhaal dat uit één kale regel bestond: dat zij en haar eerste echtgenoot, die bruin was, een keer niet werden bediend in een restaurant. Van die ene regel maak ik een heel verhaal; ik merkte dat mijn zinnen beter liepen als ik loog. Andere, uitgebreide verhalen - anekdotes die bij elke verjaardag werden verteld - heb ik juist ingedikt. Want die anekdotes waren helemaal niet het echte verhaal; daar zat een ander verhaal achter.
"Ik vind het prettig hoe je daar als schrijver in springt. Dat is wat ik doe: ik spring erbij. Ik spring het kamp in en ga naar mijn moeder kijken, ik schuif het gordijn opzij."
Als u hier op uw divan ligt te schrijven, bent u dan romancier of bent u bij uzelf in therapie?
"Dat weet ik niet. Ik probeer dicht bij mijn moeder uit te komen; ik wil haar begrijpen. En ja, het woord analyse speelt wel een rol: toen ik met mijn moeder sprak, merkte ik dat wanneer ik haar niet aankeek, zij gemakkelijker associeerde. Ik ben jarenlang in analyse geweest bij een psychiater, nu weer trouwens, en daar gaat het ook zo.
"Ik ben weer naar die psychiater gegaan omdat ik last had, bij het schrijven. Somber werd van wat ik oprakelde. Uiteindelijk heb ik er baat bij om de dingen te ordenen, om er verhalen van te maken waarmee ik voort kan. Of die verhalen wel of niet waar zijn, maakt niet uit."
Waarom wilde u dit boek nou echt schrijven?
"De ware, diepste reden is dat ik de laatste tien, vijftien jaar een geweldige hekel aan mijn moeder begon te krijgen. Ik vond het een naar mens; ik geneerde me voor haar; ik vond haar boosaardig, ik begon haar te haten."
Was dat niet terecht, dan? Toen u klein was werd u door uw vader mishandeld; uw moeder keek weg; u hebt daar veel over geschreven.
"Ik vind haat geen goede motor. Angst ook niet. Ik ben een bange man en ik lig 's nachts in mijn kussen te bijten van woede, maar ik wil het mezelf niet toestaan. Ik heb meer aan een verhaal dan aan grommende haat.
"En ik had ook herinneringen aan een a?ndere moeder, de moeder die ik op de middelbare school had en die alle meisjes leuk vonden - omdat mijn moeder de iTjing-muntjes legde en toverspreuken voorlas en je horoscoop trok. Ik zat op mijn elfde op yoga, omdat ik zo zenuwachtig was. Van mijn tiende tot mijn zeventiende ging ik elke zondagavond op theosofische gespreksgroep, machtig interessant. Daar lazen we de Bhagavad Gita, stukjes Koran, we deden een soefiebijeenkomst na; we spraken over godsdienst en God en het sterrenstelsel. Allemaal door mijn moeder. Tegelijk was het een zeer conservatieve wereld. Dus zette ik me ook af. Van alles waarin mijn moeder geloofde, geloofde ik niks."
Het was net zo verstikkend als een zwaar calvinistisch milieu.
"Ja. Het speelgoed, de popjes zonder gezicht, het alternatieve: dat is heel lief. Maar de rassenleer van Rudof Steiner is doodeng. Alles wat je tot godsdienst maakt en ernstig neemt en waar je geen humor toelaat, is altijd verschrikkelijk.
"Mijn moeder was door en door liberaal, ze was de vleesgeworden VVD (liberale Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, red.). Maar ze geloofde wel in reïncarnatie, dat was voor haar een rotsvast vertrouwen: wat je meemaakte aan narigheid lag op je weg, dat was karma, een lot dat je was gegeven door je verleden. Zelfonderzoek kwam er nauwelijks aan te pas; alles was nu eenmaal zo uitgestippeld.
"Volgens mijn moeder heb ik ook gaven. Als jongetje van twaalf nam ik hoofdpijn weg. Ik had genezende handen; ik moest eens bij een mevrouw met een open been op bezoek en daar legde ik mijn hand op. Ik heb dat allemaal losgelaten. Nu ja, niet allemaal. Als ik nerveus ben of me ziek voel, sla ik het thuis van me af." (slaat driftig met de handen langs zijn armen)
"Het is natuurlijk onzin; maar wat moeten mensen zonder onzin? De een gaat naar de kerk, en ik doe thuis soms rare dingen. Alles helpt als je erin gelooft."
U beschrijft de lichamelijke onttakeling, het totale verlies van decorum, het verval van iemand die inmiddels niet meer leeft. Mag een schrijver dat een naaste aandoen?
"Dat is een heel interessante en complexe kwestie. Vooral nu. Uit naam van de kunst en de fictie mag tegenwoordig alles. Je mag je voordoen als een wonderlijke Marokkaan en dan ben je een kunstwerk, je mag erop los liegen, want het is een verzinsel.
"Er blijft een persoonlijke verantwoordelijkheid bestaan voor de schrijver. Mijn moeder wist dus dat ik dit boek ging schrijven. Ze wist, van mijn vorige boeken, wat ik fictionaliseerde en wat niet. Ik heb veel verzonnen; al verzinnend kom ik uit bij een waarheid. Dat spel speel ik in dit boek meer dan ooit. Ik lees mijn moeder een verhaal voor over het kamp en vraag of het zo was: was het zo? Als ze ja zegt, is het zo. Ook al is het niet zo, zij vindt het goed dat het zo is - en dan heb ik iets vastgelegd. Het pad dat zij te lastig vindt om te bewandelen, bewandel ik voor haar."
Haar toestemming is uw legitimatie.
"En tegelijk voel ik me natuurlijk al schrijvend toch schuldig: wat doe ik haar aan?"
Hoe intiem mag je zijn, als schrijver?
"Ik heb een heleboel weggelaten. Dingen die ik te ver vond gaan of die onaangenaam waren..."
Maar wanneer gaan dingen dan te ver?
"Waar ik andere mensen dan mijn moeder be-schadig. Als mijn moeder iets zegt over familie en ik denk: is dat nou wel waar? Dat gaat mij te ver."
En als ze een veto had uitgesproken? 'Sorry Adriaan: ik vind het niet goed?' Als u had moeten kiezen tussen uw moeder en het boek?
"Het boek, natuurlijk. Ik verbrand mijn familie voor een boek."
Adriaan van Dis,Ik kom terug, Atlas Contact; 284 pagina's, 19,99 euro.
Ook verkrijgbaar als luisterboek (Rubinstein, 19,95 euro).
---
Adriaan van Dis
1946 geboren in Bergen, waar hij opgroeit te midden van halfzussen en ouders met een Indische (oorlogs)-geschiedenis. Studie Nederlands en Afrikaans.
1978-1982 chef 'Zaterdags Bijvoegsel' NRC Handelsblad
1983 debuteert als schrijver met de novelle Nathan Sid en wint het Gouden Ezelsoor, prijs voor best verkochte literaire debuut
1983-1992 maakt Hier is... Adriaan van Dis voor de VPRO
1988 roman Zilver of het verlies van de onschuld. Greep uit de andere boeken: Indische duinen (1994), beststeller en genomineerd voor de AKO- en Libris Literatuurprijs; Dubbelliefde (1999), Familieziek (2002), De wandelaar (2007), Tikkop (2010), Stadsliefde (2013), over Parijs waar hij van 2003 tot 2009 woonde
WILMA DE REK ■
Verberg tekst