Alweer een klaagzang over de lamentabele toestand van onze letteren? En alweer een van Alex Boogers? Deze Lang leve de lezer blijkt een uitgebreide versie van zijn eerdere schotschrift De lezer is niet dood uit 2015, aangevuld met nieuwe invalshoeken want 'het gaat er niet zozeer om óf het al eens is gezegd, maar dat het moet worden blijven gezegd, en hoe het misschien óók kan worden gezegd', klinkt het op de eerste pagina.
Voor de lezer die Boogers een beetje kent, is deze captatio benevolentiae veelzeggend. Wat er eigenlijk staat is: fasten your seat belt en zet je schrap voor een wervelende achtbaanrit in het pretpark dat literatuur heet. Alle belanghebbenden passeren tijdens die rit de revue (auteurs zelf, hun uitgevers, maar ook boekhandelaars, leraars, televisiemakers…) en niemand van hen blijft buiten schot. Ook de onstuimigheid van de achtbaan, de onvoorspelbaarheid van beweging, ritme, snelheid en richting, inclusief de duizelingen, hartkloppingen en verrukkingen - het is allemaal vintage Boogers. Met de moed der hoop en wanhoop houdt de selfmade lezer en succesauteur van romans als Alleen met de goden een krachtig pleidooi voor het lezen.
Om zijn rede van een waarachtige kern te voorzien, start Boogers met een teder autobiografisch coming-of-ageverhaal waarin hij uit de doeken doet dat boeken in zijn jeugd iets bedreigends hadden. Hij schreef zijn eerste verhalen om ze door niemand te laten lezen, en het optreden van de eerste auteur die hij ooit zag, Jules Deelder strak in het pak, zette zijn lijf en geest in vuur en vlam. 'Het leek of ik naakt liep, met een huid die derdegraads verbrand was. Alles kwam aan. Alles werd gevoeld. Ik wist dat het ergens naartoe moest en niet in mijn hoofd kon blijven, maar ik wist niet precies welke vorm het kon aannemen. Ik schreef het op. Dat was het eenvoudigst en het goedkoopst. Schrijven kost niets. Vraagt niets. Hoeft niets. Verlangt niets. Eist niets op. Behalve je ziel.'
Literaire missionaris
Het verklaart de niet-aflatende bekeringsdrift van de literaire missionaris die Boogers is. De letteren voedden zijn eigen leven, maakten hem tot wie hij is en dus spreekt het voor zich dat hij niet bij de pakken blijft zitten als leerlingen tijdens een schoollezing hem zeggen dat er soms niets is, dat de vonk niet altijd overslaat. Boogers roept integendeel op tegen het gesloten hoofd van de leerlingen te blijven beuken, zoals twee vuurstenen die tegen elkaar ketsen een vonk kunnen geven. Genoeg voor een vuur, een veenbrand, want 'onverschilligheid is in de meeste gevallen onvoorstelbaarheid'.
Alleen, wil die veenbrand lekker aanwakkeren, dan zal er toch wat moeten veranderen. Zowel budgetverdelingen als vastgeroeste opinies. Zo zijn er de uitdagende hoofdstukken waarin Boogers de angst voor Het Monster Dat Ontlezing Heet tegen het licht houdt. In heldere, enthousiaste gedachtegangen waarvan je hoopt dat elke leraar Nederlands, elke cultuurschepen en elke bibliothecaris ze onder ogen krijgt, verwijst hij het fatalisme kordaat naar de prullenmand. Het internet en eerdere schermpjestoepassingen als televisie en games zijn niet de voornaamste oorzaak, beargumenteert Boogers. Integendeel, het papieren boek is al zo vaak doodverklaard dat het niet minder dan ridicuul zou zijn dat vandaag nog te doen. Het e-boek kwam en veranderde iets. Niet veel, iets. Dat er met films, televisie, digitale cross-over en urban music een nieuwe vruchtbare laag ligt over de heilige grond van de traditionele literaire cultuur, is voor Alex Boogers geen schending van die gewijde grond maar integendeel een kans tot vruchtbaar omwoelen. Een hedendaags drieslagstelsel dient zich aan waarbij oude aarde wordt opengereten en diep opgeslagen geuren als nieuw en verfrissend worden ervaren. Een hoopvol statement dat tot denken stemt, net als zijn herinnering aan de bibliotheek uit zijn jeugd waar de eindeloze rijen met ruggen van boeken hem aantrokken. 'Al die titels, rij, na rij, na rij. Er lag iets in die boeken verscholen. Iets wat het scherm me niet kon bieden.'
Phil Bosmans
Bibliotheken die niet alleen ruimte maar ook tijd bieden aan eindeloze rijen boeken en aan de lezers om tussen die titels ooit op een dag een ontdekking te doen: het is een verfrissend idee, dermate ouderwets dat het nieuwerwets wordt in een tijd waarin elke bibliothecaris zich noodgedwongen blind staart op uitleencoëfficiënten en opfrispercentages. Boogers hekelt lelijke woorden als ontlezing die vanuit de vergadercultuur van belangenorganisaties zijn ontsproten. Hij moest eens weten dat de gemiddelde bibliothecaris niet meer spreekt over boeken, cd's of dvd's, maar gemakshalve het generieke 'materialen' in de mond neemt.
Wie begeestert, overmeestert. Boogers heeft het in dit boek in de eerste plaats over inspiratie en doorzettingsvermogen. Over hoe we als maatschappij meer lezers kunnen kweken. Over hoe begrijpend en kritisch lezen een techniek is die moet worden aangeleerd, immers: hoe minder onverschilligheid en onvoorstelbaarheid, hoe enthousiaster het cadeau dat literatuur is wordt uitgepakt.
Hier en daar is Boogers behoorlijk Phil Bosmansiaans, dan vliegt hij met sentimentele zinnen als 'Toon wat je waard bent. Wees niet bitter, niet gefrustreerd, maar eloquent en eerlijk. De schoonheid ligt in de strijd. Je vruchten smaken zoeter, en elk litteken vertelt een verhaal.' uit de bocht, recht het decor in dat werd opgetrokken uit clichés, goedkope emoties en bordkarton. Maar evenzo wemelt het in dit boekje van de spitse vaststellingen.
Zo analyseert hij genadeloos de economische dynamiek en groepsdruk die erin bestaat om een geziene auteur te worden. Op televisie, sociale media, in de krant. Zulke schrijvers worden in de eerste plaats opiniemakers, publicisten, mediapersoonlijkheden. Wellicht met de beste intenties, maar 'de drang om een publiek te zoeken verwordt al snel tot een (…) verslaving, en na elke shot volgt de roes, de lichtheid in het hoofd (…)'. Terwijl de auteur die schrijft aan boek zonder dat hij weet dat er een publiek voor is door het verhaal zelf wordt voortgejaagd. Boogers noemt het noodzakelijke waanzin. Een romantische formulering, maar wellicht ook een juiste.
Met treffende beeldspraak als deze bewijst Boogers niet alleen hoe vlot hij schrijft, maar tevens de duidelijke legitimiteit van zijn verzuchtingen. 'De massa is niet één lezer. De massa bestaat niet uit honderdduizend lezers. De massa is een hersenloos beest dat reageert op prikkels. De schrijver die solliciteert naar het baantje van dompteur en die de aandacht van het beest weet vast te houden voelt zich een heerser, maar vergeet dat hij er samen mee in een kooi zit.'
Alex Boogers Lang leve de lezer. Manifest. Podium, 144 blz., 12,50 € (e-boek 6,99 €)
Verberg tekst