Precies 30 jaar geleden verblufte Amélie Nothomb, toen 26, het Franse literaire wereldje met haar debuutroman Hygiène de l'assassin (Hygiëne van de moordenaar, 1995) over een ouwe, dikke, misantrope schrijver die zich twee maanden voor zijn dood voor het eerst laat interviewen. Van het ene op het andere moment kon niemand meer om de Belgische heen. Ze schoof aan bij talkshows en is met haar zwarte kleding, witte gelaat en rode lippen zeer mediageniek. Schijnbaar zonder schroom vertelt ze charmant en in keurige volzinnen over haar werk en haar leven alsof ze nooit anders heeft gedaan.
Sindsdien levert ze elk jaar een nieuwe roman in bij haar uitgever. Haar werk is naar vele talen vertaald, er zijn toneelstukken en films van gemaakt en Hygiène de l'assassin was zelfs de inspiratie voor een opera. Nothomb volgt een spartaans schrijfregime: elke ochtend om 4 uur begint ze met een halve liter sterke zwarte thee die haar in de juiste geestesgesteldheid brengt om te gaan schrijven. Tot 10 uur schrijft ze. Daarna vertrekt ze naar haar uitgever om daar 5 uur lang haar post te beantwoorden. Iedere briefschrijver krijgt een persoonlijk en handgeschreven antwoord. Met sommige fans, vooral meisjes en jonge vrouwen, correspondeert ze al jaren.
Die trouwe schare lezers is goed voor honderdduizenden verkochte titels per jaar. Voor Soif (Dorst, 2021) staat de teller inmiddels op 300.000. Van roman nummer 30, Premier sang, die vorig jaar is bekroond met de Prix Renaudot en nu in het Nederlands is vertaald als Bloedlijn, zijn tot nu toe 257.000 exemplaren verkocht. Nothomb is zelf haar beste marketinginstrument: sinds een jaar of tien siert haar portret elk boekomslag.
Bloedlijn is geïnspireerd op het leven van haar vader, Patrick Nothomb, die in maart 2020 overleed. Dit boek is een van de betere Nothombs. Het is opmerkelijk dat haar autobiografische romans interessanter zijn dan de niemendalletjes over adolescenten met rare voornamen (Plectrude, Petronilla) of de door Nothomb nieuw leven ingeblazen sprookjes (Blauwbaard, Riket met de kuif). Hoe serieus hun thematiek ook is (giftige meisjesvriendschappen, slechte relaties tussen ouders en hun kinderen, anorexia, liefde, dood) en hoe spitsvondig geschreven ook, het idee voor die boekjes is meestal leuker dan de uitwerking ervan, ze beklijven niet. Het voor de Goncourt genomineerde Dorst zit daar een beetje tussenin: het is geïnspireerd op het Nieuwe Testament, een boek dat Nothomb als kind al kon waarderen.
De autobiografische romans (Gods ingewanden, Met angst en beven, De verloofde van Sado, Nostalgie van het geluk) waren tot nu toe altijd geïnspireerd op haar jaren in Japan. De schrijfster koketteert graag met haar Japanse roots. Ze zou in 1967 in een voorstad van Kobe zijn geboren. Iemand die dit heeft uitgezocht voor een literairwetenschappelijk artikel, kwam erachter dat haar geboorte een jaar eerder was, in Etterbeek, bij Brussel. Van haar 2de tot haar 5de woonde ze in Japan, een periode die haar diep zou beïnvloeden, en misschien nog wel meer door het contrast met de jaren daarna, die ze doorbracht in maoïstisch China. Met Bloedlijn - wél biografisch, niet Japans - over haar vaders kindertijd in België en zijn eerste aanstelling als consul-generaal in het net onafhankelijke Congo, is Nothomb een andere weg ingeslagen. En voor na de zomer staat Le livre des soeurs gepland, dat móét wel een ode zijn aan Amélies geliefde oudere zus Juliette.
In Bloedlijn beschrijft Nothomb hoe de in 1936 geboren Patrick Nothomb opgroeit in Brussel, bij zijn grootouders van moederszijde. Zijn vader is dood, zijn moeder houdt zich afzijdig, zijn oma adoreert hem en zijn opa vindt dat hij moet verharden omdat hij anders een papkindje blijft. Daarom stuurt hij Patrick als hij 6 is naar zijn grootvader van vaderszijde. Baron Nothomb woont met zijn gezin in een vervallen kasteel in de Ardennen. Patrick is in de wolken. Zijn vijf ooms en tantes (de oudste is 13, de jongste 6) komen hem voor als een horde Hunnen. Opvoeding krijgen ze niet, hier geldt het recht van de sterkste. Hij doet wat hij kan om zich aan te passen. Het schattige jongetje in zijn matrozenpakje dat oma op 1 juli gedag had gekust is bij zijn terugkeer eind augustus nergens meer bang voor. Het matrozenpakje is trouwens aan flarden. Hij kan niet wachten tot de volgende vakantie, om terug te gaan.
Zoals altijd in Nothombs boeken is het eerste deel het meest onderhoudend. Op haar eindes is de spreekwoordelijke nachtkaars van toepassing. Maar in deze roman is het einde ook sterk. Na een begin met episodes die zo uit Peter Pans Neverland zouden kunnen komen en daarna een romantische verloving, komt de werkelijkheid na 140 pagina's hard binnen. In die laatste 35 bladzijden baseert Nothomb zich op haar vaders gepubliceerde herinneringen aan de grootste gijzelneming in de geschiedenis, die van 1964 in Stanleyville (nu Kisangani). Een groep opstandelingen die zichzelf de Simba's noemen bezetten grote delen in het oosten van Congo, nemen Stanleyville in en eisen van de Belgische regering dat hun onafhankelijkheid van de rest van Congo wordt erkend. Om dit af te dwingen houden ze zo'n vijfhonderd Belgische inwoners van de stad gevangen in een groot hotel. Patrick Nothomb doet wat hij kan als diplomaat om tijd te winnen en om slachtoffers te voorkomen: hij praat. Hij praat onophoudelijk met zijn gijzelnemers, vaak totdat zijn toehoorders én hijzelf in slaap vallen. Hij bedenkt zich dat hij dit nooit had kunnen volhouden zonder zijn vakanties bij de familie Nothomb.
Amélie Nothomb schrijft naar eigen zeggen zo'n vier boeken per jaar waarvan ze er eentje laat uitgeven. Bloedlijn is haar honderdste. Het is eigenlijk wel jammer dat ze haar talent gebruikt voor zo veel boekjes die er weinig toe doen als je weet dat ze ook in staat is tot iets beters. Geen literatuur met een grote L, maar een goed en onderhoudend geschreven verhaal in die onmiskenbare, springerige stijl, dat je niet meteen vergeten bent zodra je het boek dichtslaat.
***
Uit het Frans vertaald door Marijke Arijs. Xander; 176 pagina's; € 20,99.
Verberg tekst