Je zal maar uit een van de katholiekste nesten van België komen. Volgens schrijfster Amélie Nothomb verdiende haar familie die titel: de Nothombs waren buitengewoon godvruchtig. Dat had verstrekkende gevolgen voor de kleine Amélie. Ze leerde al vlug de geest boven het lichaam te stellen en voor dat laatste alleen minachting te voelen ('In het beste geval had je een lichaam dat stopte bij de gordel, daaronder was er… niets.'). Zoveel repressie leidde tot anorexie. Pas na haar eerste jaren als schrijfster kreeg Nothomb weer het gevoel dat ze een lichaam had en dat ze het kon bewonen zonder zelfhaat.
Maar de katholieke opvoeding had nog een gevolg: van kleinsaf wist Amélie dat ze een boek over Jezus zou schrijven. Dàt was wat telde, dat zou haar raison d'être worden. Alleen voelde ze zich er de voorbije zevenentwintig boeken niet toe in staat: 'Ik was nog niet de literaire atleet van mijn dromen, ik had nog niet genoeg spieren gekweekt.' Dat het haar in 2019 met Dorst lukte, leidde tot existentiële angst, maar ook tot vreugde en een gevoel van 'het is volbracht'. Blijkbaar deelden de Franse literatuurpausen dat gevoel, want Nothomb maakte voor de tweede keer in haar leven kans op de Prix Goncourt.
Winnen deed ze niet, maar de Jezusroman verkocht als zoete broodjes en wat is een prijs vergeleken bij een vervulde levensmissie? De passie van Christus volgens Amélie Nothomb, daarvan verwacht je ook iets origineels, iets op het randje van godslastering met veel inzichten en wijze oneliners. Haar Jezus valt alvast met de deur in huis. 'Ik heb altijd geweten dat ik ter dood veroordeeld zou worden', begint hij zijn relaas, dat hij opschrijft in de nacht tussen zijn veroordeling door Pilatus en zijn kruisiging, een nacht die in de evangelies niet voorkomt.
Jezus, zo leren we, is erin geluisd door zijn eigen volgelingen, nota bene de mensen voor wie hij allerlei wonderen heeft verricht. Altijd ontbrak er wel iets. De wijn op het huwelijksfeest kwam te laat, een ex-bezetene vindt het leven zonder demonen saai, de voormalige melaatse haalt minder geld op bij het bedelen. Het gebrek aan dankbaarheid is stuitend, maar Jezus hoort zijn vonnis aan met bewonderenswaardige kalmte. Hij kent zijn pappenheimers, en toch: waarom genieten mensen ervan zich als klootzakken te gedragen? 'Het raadsel van het kwaad is niets vergeleken bij dat van de middelmatigheid', treurt de mensenzoon.
Middelmatig is de Jezus van Nothomb niet, maar hij is ook niet de passionele profeet die we kennen uit het Nieuwe Testament. Deze Jezus is een introvert, een toeschouwer bij zijn eigen leven en lot, hij wisselt kritische beschouwingen af met laconieke humor. Hij houdt niet van bruiloften of mensen die te familiair doen ('Ik kan niet kletsen over onbenulligheden'). Zijn moeder zou hem graag als gewone vent zien, en Jezus wil ook het liefst gewoon mens zijn.
Een mens met hoogst gevoelige zintuigen, want dat is Jezus: hij geniet tot tranen toe van een zonsondergang, van het lopen op bedauwd gras, van samen slapen met zijn grote liefde Magdalena. Die verhouding stond niet in het draaiboek van zijn goddelijke vader, maar wat weet God van liefde? Of van dorst, of van doodsangst? Om verliefd te zijn moet je een lichaam hebben, om het mystieke verlangen naar water na een woestijntocht te voelen ook. Zo water aan je lippen te zetten, met alle overgave je dorst te lessen, dàt is goddelijke liefde. Die vervoering wilde Jezus de mensen onderwijzen. Maar zijn vader snapt het niet - God heeft geen lichaam. 'Dat is waar de schoen wringt. Liefde is een verhaal, je hebt een lichaam nodig om het te vertellen. Als je eens wist hoe onwetend je was!'
Kruisiging
God is niet alleen onwetend, door zijn enige zoon als zoenoffer voor de mensheid te laten kruisigen begaat hij een misdaad van epische proporties. Hoe kan het grenzeloos lijden van de een het historische leed van zoveel anderen ongedaan maken? Weerzinwekkend sadisme, vindt Jezus - 'een klotestreek'. Generatie na generatie zal door die kruisgang geobsedeerd zijn, zal lijden voor de goede zaak idealiseren en het lichamelijke ontkennen of haten. 'Want wat mijn vader mij aandoet, getuigt van zo'n diepe minachting voor het lichaam dat er altijd iets van zal blijven hangen.'
Jezus heeft dus veel te vergeven op weg naar Golgotha. Zijn zelfhaat, zijn afkeer van kleingeestige zielen, zijn boosheid op die onwetende vader. Maar dat is het mirakel van Dorst: dat deze Jezus aan het eind van de weg geen minachting voelt, geen wraak neemt, geen sarcasme aan de dag legt. Dat hij, kortom, niets doet van wat een typisch Nothomb-personage zou doen. Er liggen geen snode plannen in de lade, geen ontsnapping met champagne en een grande finale. Jezus zal zijn dorst naar gerechtigheid op een andere manier moeten lessen.
Dat Nothomb hier andere wegen inslaat, is dapper en dat ze zich waagt aan een iconisch personage ook. Het gevaar op mislukking is reëel. Mislukken doet de schrijfster niet: Dorst is een interessant experiment, bij momenten wijs en ontroerend. Maar een boek 'interessant' vinden wijst ook op wat ontbreekt en hier is dat het pure leesplezier, de spontaniteit, het excentrieke. En ja, ook passie. En los maar eens alle verwachtingen in als je een Jezusboek als je raison d'être opvoert.
Daarvoor is deze Jezus toch iets te vlak, te cerebraal, te zeer onthecht van zijn eigen lijden. Voor een relaas dat het lichamelijke wil eren is dat enigszins ironisch. Dorst is een van de betere Nothombs, jazeker, maar is net niet uitzonderlijk.
Vertaald door Marijke Arijs, Xander, 172 blz., 20,99 €. Oorspronkelijke titel: 'Soif'.
Verberg tekst