Mio, mijn Mio
Mio, mijn Mio
Details
154 p. : ill.
Besprekingen
Leeswelp
In Mio, mijn Mio wordt nog heel duidelijk een lijn getrokken tussen "de realiteit" en "de fantasie- of droomwereld" waarin Mio verkeert. Toch lijkt Lindgren te suggereren dat Mio's avonturen zich in een droom afspelen. Zeker in het begin van Mio's verblijf in het Land in de Verte zijn er voortdurend aanwijzingen dat het hier om een droom- en fantasiewereld gaat, om de vurige wensdroom van een ongelukkig weesjongetje. Bosse, zo heette Mio vroeger, woont bij de strenge en liefdeloze tante Edla en oom Sixten. Tante Edla noemt de dag dat ze Bosse in huis nam een ongeluksdag, en oom Sixten praat nooit met Bosse. Het enige lichtpuntje in Bosses leven is zijn vriend Benka. Benka heeft een fantastische vader, die veel praat met zijn zoon, modelvliegtuigen bouwt, strepen zet op de keukendeur telkens Benka een paar centimeter is gegroeid... Wanneer Bosse in het Land in de Verte terechtkomt en Mio wordt, lijkt zijn vader de koning op de vader van Benka, een droomvader. En Mio's nieuwe vriend, Jum-Jum, lijkt heel erg op Benka. De moeder van Jum-Jum lijkt op de vriendelijke tante Lundin van de fruitwinkel, en Mio's witte paard met de gouden manen heeft dezelfde ogen als het oude brouwerspaard Kalle Punt, waar Bosse zo dol op was... Mio ontmoet in wezen enkel bekenden die in het Land in de Verte een volmaaktere vorm van zijn hebben bereikt. Dromen wij ook niet over mensen en dingen die wij uit ons dagelijks leven kennen?
Evengoed is in Mio's droomwereld het geluk niet compleet. Er is ook het Land Daarbuiten, en daar heerst de boze ridder Kato, die kinderen rooft en hen in vogels verandert, die mensen het hart uit het lijf rukt en vervangt door een van steen, die een leger van 77 zwarte bewakers heeft, die elke indringer oppakken en gevangen zetten. Natuurlijk wordt dit verschrikkelijke Kwaad, verpersoonlijkt door de ene figuur van ridder Kato, door Mio bestreden en vernietigd. Maar hij speelt het slechts klaar met de hulp van vele anderen, en hij heeft er zelfs heel wat toverkracht voor nodig. Dat dit niet zomaar een gevecht is tussen een jongetje en een boze ridder, blijkt uit de dramatiek waarmee Lindgren de ultieme vechtscène tussen Mio en ridder Kato beschrijft: "Een uur lang duurde het gevecht waarop duizenden en duizenden jaren was gewacht. ... Toen scheurde hij zijn zwartfluwelen wambuis open over zijn borst. 'Zorg dat je mijn hart treft!' zei hij. 'Zorg dat je recht door mijn stenen hart heensteekt! Het heeft daarbinnen al zolang pijn gedaan'".
En omdat verdriet of dood echt niet kunnen in het Land in de Verte, laat Lindgren Mio als "dodenopwekker" fungeren. Het dochtertje van de weefster is als betoverde vogel door het vuur verschroeid en gestorven. "Toen werd ik heel treurig. Milimani was terwille van mij gestorven. Alles was naar en verdrietig." Alle kinderen zingen een ontroerend lied voor Milimani, en willen het dode lichaampje achterlaten op het strand bij de zingende golfjes, waar ze nu eeuwig zal slapen. Maar Lindgren kon dit soort "werkelijkheid" niet laten gebeuren in Mio's nieuwe wereld. Wanneer Mio zijn mantel met sprookjesweefsel om het dode meisje wikkelt, slaat Milimani haar ogen op.
Ook aan het eind van het boek wil Mio nog eens extra beklemtonen dat hij echt niet zit te dromen op een bank in het Tegnérpark, zoals tante Edla waarschijnlijk denkt. Nee, hij is echt in het Land in de Verte, "... waar hij zijn vader de koning heeft, van wie hij zoveel houdt en die zoveel van hem houdt."
Net zoals in de meeste voorgaande boeken die in de 'Astrid Lindgren Bibliotheek' van uitgeverij Ploegsma verschenen, werden ook voor dit verhaal de illustraties vernieuwd. De illustraties van Els van Egeraat zien er een stuk aantrekkelijker en spannender uit dan de inmiddels verouderde pentekeningen van Ilon Wikland. Vreemd is dat Wikland nooit de vader van Mio of ridder Kato in beeld bracht, iets wat van Egeraat wel doet. Els van Egeraat kleurde haar pennenschetsen in met grijze aquareltinten, waardoor vele illustraties een stuk boeiender worden en er functioneler kan gespeeld worden met licht en donker en met schaduwen. Heel veel illustraties bevatten zo uiterst lichte en uiterst donkere partijen, wat de filosofie van het verhaal sterk benadrukt.
[Karin Van Camp]
NBD Biblion
Pluizer
Bo Vilhelm Olsson is niet wie hij denkt dat hij is. Hij groeit op als een adoptiekind, maar wordt dan onverwacht opgehaald door een geest die hem naar het land in de verte brengt. Daar ontmoet hij zijn echte vader, de koning en krijgt hij zijn echte naam, namelijk Mio. Mio geniet van alles wat hij krijgt, ervaart en leert. Hij ontmoet Jum-Jum, de zoon van de tuinman. Hij zal zijn beste vriend worden. Mio ontdekt op een dag dat hij degene is die moet strijden tegen de kwade ridder Kato, waar iedereen van gaat bibberen en treuren zodra zijn naam wordt uitgesproken. Mio moet het gevecht echter niet alleen aangaan, hij krijgt regelmatig hulp uit onverwachte hoek.
Een verhaal van Astrid Lindgren dat dateert uit 1954 en dat nu in een nieuw hedendaags jasje is gestoken. Het resultaat mag er wezen in alle opzichten. Je leest het boek op een aangenaam ritme dat bepaald wordt door de manier van schrijven. Je leest bijna één lang gedicht ('Ik reed onder de zilverpopulieren, zodat de zilveren blaadjes in mijn haar regenden.') en je wordt vaak verrast door de vlotheid waarmee de stijl van Astrid Lindgren in 1954 op een welbepaalde manier wordt behouden. Op eenvoudige, maar heel duidelijke manier kan ze een gevoel weergeven 'Ik werd bijna duizelig van al die mooie dingen, en ik had een gevoel alsof ik helemaal vol met spuitwater was.' en tegelijk kan ze met zoveel aandacht en intensiteit iets beschrijven. Toch blijft het op elk moment een kinderboek ('Daar lag het Donkere Woud, en de maan scheen erover, en het was zo mooi en zag er helemaal niet gevaarlijk uit. Dus het was wel waar dat een bos dat slaapt in de maneschijn niemand kwaad doet. Ja, mijn vader had gelijk, hier was alles vriendelijk, niet alleen de mensen. (...) En de nacht was even goed en vriendelijk als de dag, de maan scheen even mild als de zon, en het donker was een vriendelijk donker.') Dankzij de herhalingen van wat voornamelijk Jum-Jum zegt ('Jij weet zo weinig, Mio') wordt er een sfeer van mysterie gecreëerd, maar tegelijk ook één van herkenning. Dankzij de opdeling in hoofdstukken leent het boek zich goed om voorgelezen te worden.
De illustraties vormen verhalen op zich, je voelt de kilte en donkerte van het donkere woud, de spanning komt het boek gewoon uit. Anderzijds zijn er ook illustraties die bijvoorbeeld de vriendschap tussen Mio en zijn paard sterker weergeven dan dat woorden dat zouden kunnen. Helaas zitten er wel een paar foutjes in de tekeningen: in het begin lees je dat Mio zijn vader om de hals vliegt, maar op de tekening heeft hij zijn handen rond zijn vaders middel, of wanneer de betoverde vogels het zwaard komen brengen hebben ze dat volgens de tekst in hun snavel, maar op de tekening ligt het zwaard in hun poten, tenslotte is de kleur van Jum-Jums mantel niet blauw zoals afgebeeld, maar krijgt hij een donkerrode mantel. Of ligt het verschil in de vertaling? Het maakt niet zoveel uit, want het is snel vergeven net omdat de illustraties zo krachtig en levendig zijn. Die details weerhouden dus zeker niet om te zeggen dat de tekeningen even betoverend zijn als het sprookje zelf.