De misvormde Hongaar Janos wordt ± 1810 door zijn ouders opgesloten tot ze ontdekken dat hij een talentvol violist is. Zijn vader trekt met hem langs Europese vorstenhuizen, maar sterft plotseling in Londen, waarna Janos alleen naar Parijs gaat en er een leraar vindt. Door zijn mooie spel raken vrouwen in zijn ban en daar maakt hij gebruik van. Hij verleidt een aristocrate om een speciale viool te bemachtigen en gaat weg na de geboorte van hun dochtertje. Hij wordt de beroemdste violist van Europa, maar als de viool wordt gestolen, speelt hij niet goed op andere violen en stopt. Als componist en dirigent vindt hij zichzelf; als zijn dochter later de viool vindt, wil hij hem niet meer. De debuutroman van de Belg (1974) die een zangopleiding voltooide aan het Brussels conservatorium, over het omgaan met talent en ambitie, en ontwikkelingen in de klassieke muziek zal vooral klassieke muziekliefhebbers boeien. Hoewel de auteur na het midden wat te weinig greep heeft op de materie, is dit als geheel een levendig verhaal, dat ook een aardig tijdsbeeld geeft. Omslagfoto in kleur van een blote vrouwenrug. Kleine druk. Verberg tekst