'Ik weet niet of iemand snapt wat ik bedoel.' Het zinnetje komt ettelijke keren voor in Dromer, de tweede, volgens uitgeverij Meulenhoff meest persoonlijke roman van de succesvolle Duitse schrijver Benedict Wells (1984), en verwoordt exact het levensgevoel van de 20-jarige ik-persoon Jesper Lier. Hij verhuist, net als Wells zelf ooit deed, na de middelbare school van München naar Berlijn om zich in afzondering aan het schrijven te wijden - op een nogal funest dieet van alcohol en slaappillen, in Jespers geval.
Het boek verscheen in 2009, is nu vertaald en beslaat zeven dagen uit het leven van deze gekwelde ziel. Dagen waarin Jesper zwalkt tussen arrogantie en zelfhaat, wat rondhangt in zijn muffe kelderwoning, feestjes afloopt met zijn enige, uitermate coole vriend Gustav, verliefd wordt op het eerste meisje dat met hem praat en zich steeds maar weer afvraagt wanneer alles toch zo ingewikkeld is geworden. Al snel wordt duidelijk dat Jesper met méér worstel…Lees verder
'Ik weet niet of iemand snapt wat ik bedoel.' Het zinnetje komt ettelijke keren voor in Dromer, de tweede, volgens uitgeverij Meulenhoff meest persoonlijke roman van de succesvolle Duitse schrijver Benedict Wells (1984), en verwoordt exact het levensgevoel van de 20-jarige ik-persoon Jesper Lier. Hij verhuist, net als Wells zelf ooit deed, na de middelbare school van München naar Berlijn om zich in afzondering aan het schrijven te wijden - op een nogal funest dieet van alcohol en slaappillen, in Jespers geval.
Het boek verscheen in 2009, is nu vertaald en beslaat zeven dagen uit het leven van deze gekwelde ziel. Dagen waarin Jesper zwalkt tussen arrogantie en zelfhaat, wat rondhangt in zijn muffe kelderwoning, feestjes afloopt met zijn enige, uitermate coole vriend Gustav, verliefd wordt op het eerste meisje dat met hem praat en zich steeds maar weer afvraagt wanneer alles toch zo ingewikkeld is geworden. Al snel wordt duidelijk dat Jesper met méér worstelt dan de gebruikelijke strubbelingen op die leeftijd, maar wat er precies aan de hand is, verklapt de schrijver pas aan het einde (al is het niet zo moeilijk te raden).
Het is, kortom, een coming-of-ageroman zoals Wells er meer heeft geschreven. Boeken die wekenlang in de bestsellerlijsten staan, ook in Nederland. De aantrekkingskracht zit hem ongetwijfeld in de herkenbare thema's, de keurige spanningsboog en soepele dialogen. Geen stilistische gekkigheid, geen intellectuele pretenties - een boek van Wells is altijd lekker om te lezen. En de mooie vertalingen van (ook nu weer) Gerda Baardman dragen daar zeker aan bij.
Van grote originaliteit kun je de schrijver dus niet betichten, maar dat zegt niets over de kwaliteit van zijn werk. In Dromer is Jespers gevoel van verlorenheid goed getroffen, net als zijn ontstellende naïviteit. Over zijn werk is hij misplaatst zelfverzekerd: zijn 1.200 pagina's tellende, bijna onleesbare debuutroman zal een groot succes worden, denkt hij. 'Alleen de verfilming al zou waarschijnlijk een stuk of tien Oscars in de wacht slepen.' De échte complimenten weet hij dan weer niet op waarde te schatten: een redacteur die zijn talent ziet en hem aanraadt te blijven oefenen, brengt Jesper totaal van zijn stuk. Zijn droom is vervlogen, het heeft allemaal geen zin meer.
Zo gaat het ruim tweehonderd pagina's over hoge pieken en door diepe dalen. Jespers toon is jongensachtig, soms bijna kinderlijk (hij is bang voor 'bijtbeestjes' onder zijn bed), en dat is wel toepasselijk. Ook zijn hevige stemmingswisselingen zijn overtuigend beschreven. Telkens lijkt Jesper het gedrag van anderen verkeerd te interpreteren; hij reageert overtrokken, emotioneel of agressief. Om meestal snel te beseffen dat hij zich belachelijk heeft gemaakt en daar enorm van te balen.
Het is niet allemaal drama. Zelfs op zijn zwartste momenten houdt Jesper een zekere branie. Samen met Gustav gaat hij langs bij de ouders van een oude schoolvriend om hem te 'ontvoeren' van een familiefeest. Jesper laat het volgende briefje achter: 'Aan de producenten van Frank: Uw zoon maakt vanaf nu zijn eigen film. U bent allebei ontslagen.' Als iemand hem vraagt hoe hij zo goed met computers heeft leren omgaan, antwoordt hij: 'Door plaatjes van blote vrouwen te downloaden.'
Zijn observaties en terzijdes als verteller zijn vaak geestig. De naam Jesper vindt hij klinken als 'een bak ranzige cornflakes of een biologische mueslireep uit Denemarken'. Op straat in Berlijn ziet hij de Tibetaanse terriër van een welgesteld echtpaar tekeergaan tegen 'het smerige vuilnisbakkenbeest van een paar punkers, alsof de honden plaatsvervangend de klassenstrijd van hun baasjes uitvochten'.
Maar hoe dichter de ontknoping nadert, hoe moeilijker het voor de schrijver lijkt om weg te blijven van clichés. 'Weet je', zegt een kennis tegen Jesper, 'ik geloof dat je iemand nodig hebt die eindelijk eens voor jou zorgt.' Zelf komt hij tot het inzicht dat 'het donkere binnenin niet verdwijnt als je het negeert. Het verdwijnt alleen als je het in het licht houdt en erover praat.' En: 'Soms moet je een klein beetje sterven om daarna weer wat meer te kunnen leven.' Deze inspirational quotes zouden op Instagram niet misstaan.
***
Uit het Duits vertaald door Gerda Baardman. Meulenhoff; 288 pagina's; € 22,99.
Verberg tekst