Hij had het geluk dat hij in de enige eersteklascoupé zat die niet in de rivier stortte. Charles Dickens wist op 9 juni 1865 de spoorwegramp bij Staplehurst, ten zuidoosten van Londen, te overleven. Op de brug bij het dorpje liep de trein letterlijk uit de rails: arbeiders waren daar bezig staven te vervangen. We hebben nog twee uur tijd voordat de volgende trein komt, dacht hun voorman, maar hij had het spoorboekje verkeerd gelezen.
Dickens klauterde uit de coupé en verleende eerste hulp. Z'n hoed gebruikte hij om de slachtoffers water te geven, en hij had ook een heupflesje cognac bij zich. De hulp mocht niet altijd baten, de beroemde Britse schrijver zag om hem heen mensen sterven.
Bij de ramp kwamen tien mensen om het leven, veertig raakten zwaargewond. De trein kwam uit de havenplaats Folkestone waar Dickens was ingestapt, samen met zijn maîtresse Ellen 'Nelly' Ternan en haar moeder. Het gezelschap was met de boot uit Frankrijk gearriveerd waar de auteur rust had gezocht. Tijdens zijn verblijf in Frankrijk werkte hij aan zijn nieuwste boek, 'Our Mutual Friend'.
Nadat Dickens de slachtoffers had geholpen, ging hij zijn coupé weer in. Dat was een gevaarlijke operatie want het treinstel bungelde zo'n beetje aan de brug en zou zo naar beneden kunnen vallen. Maar hij wilde een cruciaal deel van zijn spullen redden: het manuscript van de zestiende aflevering van Our Mutual Friend - zoals gebruikelijk werden de boeken van Dickens in afzonderlijke delen gepubliceerd, als een maandelijks feuilleton. Tot zijn grote opluchting zaten de papieren nog in de zak van zijn overjas. De aflevering werd in augustus gepubliceerd. In november 1865 sloten, in een gezamenlijke uitgave, nummer 19 en 20 de reeks af; daarmee was het boek voltooid.
De recensies in Engeland waren gunstig, maar niet zo lovend als bij eerdere boeken van Dickens, zoals 'David Copperfield', 'Bleak House' en 'Little Dorrit'. Our Mutual Friend werd nogal ingewikkeld bevonden, met een onwaarschijnlijke plot en een hele reeks subplots. En, zo was de kritiek, het kost je als lezer nogal wat moeite om in het boek op te gaan. Later werd de toon in de kritieken veel positiever en in een enkel lijstje van Dickensliefhebbers dat op internet circuleert, staat Our Mutual Friend nu zelfs bovenaan.
De roman van bijna duizend pagina's begint luguber: een strandjutter en zijn dochter hebben uit de rivier de Theems een lijk opgevist. Weer een lijk, want het is hun dagelijkse werk; de lichamen worden van geld en kostbaarheden ontdaan en vervolgens aan de politie overgegeven. Een paar pagina's verder beschrijft Dickens een diner van enkele dames en heren uit de hogere kringen in Londen. Daar vertelt een advocaat over een rijke industrieel die zijn vermogen aan zijn zoon heeft vermaakt, op voorwaarde dat hij met een zekere vrouw zal trouwen. Maar de zoon is verdronken, in de Theems....
Door het hele boek heen komt de klassentegenstelling in het Victoriaanse Engeland scherp aan de orde, waarbij wel duidelijk is waar de sympathie van Dickens ligt. Hij hekelt de bittere armoede in de Londense achterbuurten waar mensen in krotten aan hun lot worden overgelaten - het is een bekend thema in zijn werk.
Ook dit boek telt talloze heerlijke personages en dito dialogen die alleen uit de pen van Dickens kunnen vloeien en waarvan sommige anderhalve eeuw later nog herkenbaar zijn. Zo laat een van de hoofdpersonen, de vermogende mr. Podsnap (de naam alleen al!), zich laatdunkend uit over het Engels van 'een vreemdeling' die een zwaar Frans accent heeft. In een adem door bezingt hij de lof van zijn Engeland: "Geen enkel ander land is zo bevoorrecht als dit land". De Engelsman verenigt een aantal eigenschappen in zich "zoals bescheidenheid, onafhankelijkheid, verantwoordelijkheidsgevoel, evenwichtigheid (...) en hiernaar zult u in andere landen op deze aarde vergeefs zoeken". Dickens beschrijft deze blaaskakerij met onverhulde ironie en sarcasme. Als lezer gaan je gedachten onwillekeurig uit naar de brexitdiscussie; de auteur zou ervan gegruwd hebben.
Uitgeverij Athenaeum heeft deze herfst het boek onder de titel 'Onze wederzijdse vriend' op de markt gebracht, in een nieuwe en prima vertaling van Peter Charles. Een lovenswaardig initiatief. Jammer is dat er, anders dan in de oorspronkelijke Engelse uitgave en ook in een vorige Nederlandse vertaling van zo'n zeventig jaar geleden, geen aparte lijst van personages is opgenomen. Die is eigenlijk onontbeerlijk in de altijd drukbevolkte boeken van Dickens. En de prachtige, sfeervolle illustraties van Marcus Stone ontbreken, net als de epiloog waarin de auteur nota bene ingaat op de treinramp.
Onze wederzijdse vriend zou het laatste voltooide boek van Dickens zijn, en dat had weer alles te maken met dat ongeluk. Volgens zijn zoon Charley is zijn vader daarna nooit meer de oude geworden. Dickens verloor door de schok twee weken zijn stem en werd angstig; hij was bijna geen trein meer in te krijgen. Zijn gezondheid ging verder achteruit. Niettemin bleef hij in Engeland en in het buitenland rondtoeren en gaf overal drukbezochte maar afmattende lezingen waarop hij uit eigen werk voorlas, ook uit Our Mutual Friend. Op zijn omgeving maakte hij een vermoeide en tobberige indruk.
Zijn ingewikkelde privéleven hielp ook niet echt mee. Hij was gescheiden van zijn vrouw Catherine met wie hij tien kinderen had. Oorzaak was zijn buitenechtelijke relatie met de 27 jaar jongere Ellen Ternan. Zij staat volgens sommige Dickenskenners model voor enkele personages in zijn boeken, bijvoorbeeld Bella Wilfer, een van de hoofdpersonen in Onze wederzijdse vriend, en Helena Landless in 'The Mystery of Edwin Drood'.
Dat boek was ongeveer voor de helft af toen Charles Dickens begin juni 1870 getroffen werd door een beroerte. Hij stierf een dag later, 58 jaar oud, op de dag af vijf jaar na de treinramp bij Staplehurst.
Vert. Peter Charles Athenaeum, Polak & Van Gennep; 974 blz. €34,99.
oordeel
Lovenswaardig initiatief, prima vertaling, helaas geen illustraties.
Verberg tekst