Europa is een van de stokpaardjes van Geert van Istendael. Er wordt zoveel over de toekomst van het continent gezegd, maar bijna nooit is het iets zinnigs, aldus de auteur. In zijn nieuwe roman, De zwarte steen, denkt hij het beeld van het Europa met twee snelheden' tot het uiterste door. Het resultaat is een duister, visionair sprookje over het avondland aan het einde van de eenentwintigste eeuw.
Interview
De geloofwaardigheid heeft helemaal niks te maken met de waarheid, maar met de overtuigingskracht van de fictie'
Zeven jaar lang, ,,met gaten en hiaten'', werkte Geert van Istendael aan zijn nieuwste, duister visionaire en sprookjesachtige roman. ,,Dit boek is anders ontstaan dan alle andere boeken die ik heb geschreven,'' zegt hij en kijkt een ogenblik rond in het rumoerige Rotterdamse café Dudok. ,,Zolang, intens en vol tegenslagen, dat gebeurde me niet eerder. Zeven jaar lang spookte De zwarte steen door mijn troebele hersenen.''
De boeken die Van Istendael tot nu toe in opdracht schreef, gingen hem op de ene of andere manier gemakkelijker af. ,,Ik schrijf graag in opdracht. Bach en Shakespeare schreven ook in opdracht. Waarom zou ik me boven hen verheven voelen?''
Neem Het Belgisch labyrint, het mooie boek over de aard van zijn verguisde en geliefde vaderland (,,Ik bemin België omdat het bestaat. Ik haat België omdat het bestaat''), dat de ban voor hem brak en hem een lezerspubliek bezorgde na zijn succesvolle carrière als journalist. ,,In opdracht,'' knikt Van Istendael. ,,Dat idee ontstond op een avond in 1982, tijdens een diner na de presentatie van een dichtbundel van Benno Barnard en een dichtbundel van mij in boekhandel Scheltema aan het Koningsplein in Amsterdam. De redacteur van de Arbeiderspers, de bedaarde en erudiete Emile Brugman, opperde het idee voor Het Belgisch labyrint tijdens het dessert.''
Vandaag is Van Istendael in Rotterdam omdat hij onderzoek moet doen in het Architectuur Instituut voor zijn volgende boek, een alfabet waarin het typische van Nederland bijeen moet worden gezet. Opdrachtgever: Emile Brugman, intussen alweer elf jaar de directeur van Uitgeverij Atlas. Voor De zwarte steen gaf hij géén opdracht. ,,Dit boek is ontstaan in een roes niet veroorzaakt door alcohol of een ander kunstmatig hulpstuk, ik weet niet hoe dat werkt in mijn neurotransmitters. In een roes heb ik de eerste zeventig bladzijden geschreven. Die heb ik toen opgestuurd aan Brugman. Die vond ze helemaal niet goed. Hij had gelijk. Het was nog niet af, niet uitgekristalliseerd.''
Van Istendael zucht, slaat zijn wijsvinger nadenkend voor zijn mond, alsof hij zichzelf het zwijgen op wil leggen. ,,Dan heb ik het toch niet kunnen laten het boek weer op te pakken. En opnieuw bekroop mij die vreemde koorts waarin hele stukken van dat boek als vanzelf onder mijn handen ontstonden. Begin 2003 had ik eindelijk een complete eerste versie van het hele boek. Ik stuurde het Brugman opnieuw, en hij stuurde het mij opnieuw terug. Daarna heb ik het hele ding herwerkt, het verhaal strak en chronologisch verteld, en dit,'' met een klap landt zijn hand op de stapel drukproeven van De zwarte steen, ,,is nu het resultaat.''
Die heldere chronologie is geen overbodige luxe, want de roman is duister genoeg. De zwarte steen speelt in de toekomst, aan het einde van de eenentwintigste eeuw. In die tijd is Europa verdeeld in een rijk, bureaucratisch bestuurd gedeelte en een Onland', een woestenij zonder bestuur en voorzieningen. Deze twee Europa's zijn van elkaar gescheiden door een zwaar bewaakte grens van schrikdraad met scheermesjes. De verlopen journalist Nicolaas Hemers steekt de grens over om een radioreportage te maken over het leven in het Onland. Zijn doel is de mysterieuze machthebber van dat gebied, De Grote Commissaris, tespreken te krijgen. Hemers lijkt op zijn zoektocht geleid te worden door de magische kracht van een zwarte steen, die hij in een opwelling heeft gestolen van het bureau van zijn hoofdredactrice.
,,Een slechte recensent zou zeggen: de zwarte steen is de rode draad van het verhaal,'' zegt Van Istendael grinnikend. ,,Uit die steen is het boek ook daadwerkelijk ontstaan. Ik trof hem aan toen ik samen met Mark Schaevers werkte aan een bloemlezing uit het werk van de Duitstalige, Tsjechische journalistschrijver Egon Erwin Kisch (1885-1948). In zijn Geschichten aus sieben Ghettos las ik er voor het eerst over. Meteen dacht ik: daar wil ik iets mee. Maar wat, verdomme? Een steen als symbool voor het onrechtmatig verkregene, van het kwaad dat van hand tot hand gaat, en het geweld in de wereld begeleidt. Maar de lotgevallen van een steen, die in mijn verbeelding zwart moest zijn, zou dat niet koud en dood zijn? Die steen was niet genoeg. Ik maakte een aantekening en borg hem weg in een documentatiemap.''
De steen dook pas weer op toen hij een geheimzinnig verband aanging met een andere aantekening in Van Istendaels archief. Op een andere documentatiemap stond: ,,Evolutie van Europa''. Het is een van de onderwerpen waar Van Istendael zich diepgaand mee heeft beziggehouden in de afgelopen decennia en waarover hij al geregeld publiceerde. Het is een onderwerp dat hem als Brusselaar ook persoonlijk na aan het hart ligt. Groen en geel ergerde hij zich over de houding van de eurocraten. Niet alleen ten opzichte van de burgers van Brussel ,,daar houden zij in het geheel geen rekening mee, zij vormen een stad binnen de stad'' maar ook ten opzichte van de Europese burgers, de mensen die zij zouden moeten vertegenwoordigen.
,,Er wordt,'' bromt de schrijver, ,,zoveel over de toekomst van Europa gezegd, en bijna nooit is het iets zinnigs. Het meeste is gezwets. Ik nam mij voor in een roman eens zeer verstrekkende conclusies te trekken uit uitspraken van Brusselse bureaucraten over de toekomst van Europa. Het denkbeeld van het Europa met twee snelheden' eens tot in het uiterste door te trekken. Wat als de scheiding tussen de twee Europa's niet meer in Kroatië, Wit-Rusland of Zuid-Spanje, waar de dode Marokkanen aanspoelen, zou liggen, maar...'' Van Istendael wijst met zijn vinger naar de grond, ,,hier.''
In De zwarte steen loopt de scheidingslijn net ten westen van Gent en wordt Holland boven de rivieren afgesloten. Wat de brute afscheiding van een gebied dat historisch één is voor gevolgen kan hebben, ondervond Van Istendael aan den lijve toen hij als verslaggever van het VRT-journaal in november 1989 naar Berlijn werd gestuurd. Het rommelde in het Oost-Duitse Politbureau, en zijn hoofdredacteur had tegen hem gezegd: ,,We hebben nog wat geld over, dat moet op zijn aan het einde van het jaar. Ga er eens kijken. Je weet nooit wat er gebeurt. De dag nadat Van Istendael in Berlijn aankwam, viel de Muur.
,,Wat dat teweegbracht, was ongelofelijk. De pijn van de voorbije jaren, waarin mensen van elkaar gescheiden waren. De vreugde over het neerhalen van de gehate Muur.'' Op de televisie bracht Van Istendael live verslag uit van de gebeurtenissen. De camera zwenkte van de verslaggever naar de bulldozers die brokken van de Muur wegschoven om de weg vrij te maken. Toen de camera terugzwenkte, was nog net te zien hoe de verslaggever, microfoon als reddingsboei in de lucht, door de mensenmassa werd meegesleurd als een drenkeling in een kolkende rivier.
Terug naar het boek. ,,Ik was gedwongen om mijn verhaal, als ik die imaginaire situatie in de ruimte zo dichtbij wilde houden, in de tijd ver van me af te gooien. Anders zou het ongeloofwaardig worden. Het boek speelt 89 jaar na nu. Toevallig is het 89 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog begon. Wie had in 1914 kunnen voorspellen dat Europa er nu zó uit zou zien? Niemand. Wie kon de Tweede Wereldoorlog voorspellen? Wie de concentratiekampen? Wie Stalin? Wie de Europese Commissie? Niemand. Dat gevoel gaf mij een grote vrijheid. Ik kon in mijn roman voorspellen wat ik wilde. En bovendien: in 2092 ben ik allang dood. Niemand zal mij dan lastig vallen met mijn voorspellingen.''
De zwarte steen schetst een gruwelijk beeld van de toekomst, waarin door pure willekeur sommige mensen en gebieden geen menswaardig bestaan meer is gegund. In het Onland heerst de barbarij, is niemand zijn leven zeker, zelfs de Europese hoofdstad, Brussel, is opgedeeld in getto's. Enkele buurten zijn zonder beveiliging niet meer te betreden. Met liefde voor de cultuur en de geschiedenis is het gedaan: het paleis en de schouwburg zijn veranderd in ruïnes, waar zelfs junks zich niet meer wagen. Het is een diabolisch beeld.
,,Het is duivels, ja. De duivel is in allerlei gedaanten aanwezig in dit boek. Ik houd niet van boeken die waarschuwingen zijn, maar soms kan het niet anders. We leven toch in een betrekkelijk paradijs. We hebben al meer dan vijftig jaar vrede wat heel uitzonderlijk is in de wereldgeschiedenis en het gaat ons relatief voor de wind. We moeten er eens over nadenken of dat wel zo'n natuurlijk gegeven is. Of dat niet op een dag kan wegvallen, in iets vreselijks kan ontaarden. Dan krijg je dít.''
Het genre van de roman bood Van Istendael meer ruimte voor de constructie van zijn ontluisterende toekomstbeeld dan een non-fictie boek. ,,Verhaal, verhaal,'' verzucht De Grote Commissaris, de verpersoonlijking van het kwaad, in De zwarte steen . ,,Water vervloeit, niemand kan het grijpen. En toch is het waar.'' De schrijver kan het alleen maar bevestigen. ,,Je kunt veel verder gaan in een roman. In mijn boek Arm Brussel moesten de cijfers kloppen, mijn gegevens verifieerbaar zijn, en niet uit mijn duim gezogen. Een roman luistert naar andere wetten. De geloofwaardigheid heeft helemaal niks te maken met de waarheid, maar met de overtuigingskracht van de fictie. De enige statistieken zijn de mijne.''
Van Istendael benadrukt dat het er hem niet om te doen was een waarschuwing of een politiek statement te schrijven, maar een verhaal. De legende van de zwarte steen ging met hem aan de haal. ,,Ik kon mijn gedachten met mijn hand op het papier maar net volgen. Dat leverde een moeilijke evenwichtsoefening op. Ik moest me laten meeslepen, maar ook zorgen dat ik niet verzoop. Dat was nogal lastig.''
De eerste bladzijde van de roman levert daarvan meteen het bewijs, als Nicolaas Hemers, en de lezer met hem, in een storm van woorden verzeilt: ,,Een fluittoon wordt gehoord, modulerend langs ondiepe intervallen. Een zwarte wind steekt op, boomkruinen bukken bruusk, wolken galopperen elkaar achterna, jagend roet, ze rijten zichzelf frenetiek aan flarden die pijlsnel langs een grijze, zieke zon schieten. Jong hout jammert, hoog hout kraakt. Het regent, nee, te verticaal dat woord, speren van water, geslingerd met prehistorische kracht, spietsen zich in boomstammen. Het fluiten muteert tot janken, een orkest van zonderlingen die de zenuwen van zagen bekrassen tot ver boven de pijngrens, en het fluiten stijgt tot één toon, uitzichtloos als een winternacht, één gil, die zichzelf ijlings afwikkelt, de aarde zijn haspel. En het snerpen. En het knallen. Sparren hijgen, eiken reutelen, grijsaards in doodsnood. Een beek zwelt aan als de borst van een zegevierende kogelstootster, haar stem slaat aan het brullen, kudde koeien die uit de heining barsten, dravend, verpletterend front.''
Oef! Hier verlustigt zich een woordfetisjist. Strenge blik van Van Istendael. ,,Niks fetisjisme. Ik kan u verzekeren: ik zat er middenin. In december 1999 heb ik in Frankrijk zo'n storm meegemaakt. Voor deze storm heb ik geen moment naar woorden hoeven zoeken. Die kwamen vanzelf. Het was alsof de woorden op papier vielen als de takken op straat. Ik zat gevangen in dat Franse dorp. Alle elektriciteit was weggevallen, bomen lagen dwars over straat en blokkeerden de wegen. Een dag later waren alle bomen van de weg, en een week later was er overal weer stroom. Maar als die storm had toegeslagen op een plek waar het Staatsapparaat en de Overheidsdiensten niet meer werken, in een Onland, dan blijven de bomen liggen en wordt iedereen teruggeworpen in een isolement.''
Hij grijnst. ,,Wist u dat de meteorologen in de komende eeuw meer stormen over Europa voorspellen? Goed! Daar kunnen ze me niet op pakken.''
De storm zorgt er in de roman voor dat Hemers, de journalist, de ,,zatte kakkerlak'', vast komt te zitten in een verlaten hotel dat nog het meest weg heeft van een herberg van de dode zielen. Er woont één man, de Grote Commissaris, die Hemers voedt in ruil voor verhalen. Het is een klassieke manier om een raamvertelling te beginnen. Een raamvertelling die Van Istendael de mogelijkheid biedt heel wat van zijn documentatiemappen te legen en al zijn verhalen, visioenen en hersenspinsels in onder te brengen. En heel wat verschillende stijlen. De sprookjesachtige stijl waarin de donkere wouden en de herberg worden beschreven, het ongebreideld technocratisch taalgebruik van De Grote Commissaris, dat hij bijna letterlijk uit Europese stukken tilde én het ijskoude, medische taalgebruik van Dr. De Vial in de passage over de Folteruniversiteit die Hemers bezoekt.
,,Fantasie, dacht u zeker? Die Folteruniversiteit bestaat! Geheime diensten hebben dat soort opleidingen. In India bestaat een Misdaadacademie. In Argentinië was er ten tijde van de dictatuur een opleiding martelen. Weer zoiets waarvan wij denken: ach, dat is voor verre, warme landen met dictators met grote snorren. Juist daarom had ik er plezier in de Folteruniversiteit aan het eind van de eenentwintigste eeuw te plaatsen in een van de meest luxueuze hotels in de nabijheid van Bonn, de eens zo trotse hoofdstad van West-Duitsland.''
Niet voor niets heeft Van Istendael voorin zijn boek als motto Italo Calvino's fameuze uitspraak uit Le città invisibili opgenomen: ,,La menzogna non è nel discorso, è nelle cose.'' (De leugen ligt niet in het verhaal, zij ligt in de dingen). Juist daarom gaf hij al zijn personages mythische en goddelijke connotaties. In de journalist Hemers valt Hermes, de gevleugelde boodschapper van de goden, te ontdekken. Zijn hoofdredactrice heet Suze, een anagram van Zeus, en de directeur van het Folterinstituut heet De Vial, wat duivels klinkt, maar ook een omzetting is van de naam van de gevreesde Argentijnse generaal Videla. De Grote Commissaris is het negatief van een eurocommissaris.
De ogen van Van Istendael lichten op: ,,Mijn complimenten, u heeft het gezien! Het boek zit vol met die dingen. Ik houd ervan om raadseltjes rond te strooien. Dat maakt het schrijven draaglijk. Maar het versterkt ook de waarheid van mijn boek. Dat zie je weerspiegeld in de naam van mijn personages. En gedragen de eurocraten zich soms niet alsof ze goden zijn, onaantastbaar? Zij verkondigen de waarheid, zij weten wat goed voor ons is. Ze dulden geen tegenspraak. Dat interesseert hen ook niet. Ze kunnen niet begrijpen dat Zweden in een referendum onlangs nee' zei tegen de invoering van de euro in hun land. Ze vinden dat onverklaarbaar dom. En dát vind ik nu onverklaarbaar dom! 53 procent van de bevolking was tegen, dan moeten die mensen uit de Burcht der Bureaucratie toch ook eens naar zichzelf kijken. Maar doen ze dat? Welnee.''
Zo stroomden de afgelopen zeven jaar waarheid en leugen, dagelijkse realiteit en mythisch visioen De zwarte steen binnen. ,,Mij stond oorspronkelijk voor ogen: zo'n kanjer van 500 bladzijden.'' Van Istendael houdt zijn handen als een sportvisser veel te ver van elkaar om de dikte van het gedroomde boek aan te geven. ,,Maar nadat ik als een schoolmeester had zitten schrappen en schaven, trekken en duwen aan het materiaal, nadat ik alles drie, vier keer opnieuw had opgeschreven, was het zó af. Een roman die half zo dik was. Ik kan en ik wil er niet meer van maken.''
En Emile Brugman, Van Istendaels opdrachtgever en zijn strenge redacteur, wat vond hij van het uiteindelijke resultaat?
Twee wenkbrauwen gaan omhoog. ,,Denkt u nou werkelijk dat hij iets uit zou geven waarmee hij niet tevreden was?''
Verberg tekst