Eric Blair (1903-1950), die zich later het pseudoniem George Orwell aanmat, zocht als jongeman de zelfkant niet op; de ervaringen die hij in Aan de grond in Londen en Parijs beschrijft, overvielen hem. Blair kwam in 1928 als beginnend freelancejournalist in Parijs nauwelijks aan de bak. Hij werd onverwachts in het ziekenhuis opgenomen en was dan ook nog eens het slachtoffer van diefstal, waardoor hij, berooid, dringend op zoek moest naar een baantje. Om het even wat, want zelfs eten en onderdak kon hij niet meer betalen. Op die manier geraakte hij als vanzelf aan lagerwal en kwam hij snel terecht in een spiraal van armoede. In Londen verkeerde hij nadien, in afwachting van beter betaald werk, nog enige tijd tussen de daklozen. Kortom, hij beleefde, proefde, rook de ellende van dichtbij. En hij maakte er als geëngageerd schrijver zijn eerste grote onderwerp van.
Orwell schreef wat je autobiografische documentaire non-fictie kunt noemen, een soort langgerekte inleefreportage, waarmee je een link kunt leggen tussen de grauwe wereld van de negentiende-eeuwse romans van Dickens en Zola (wiens verteltalent Orwell expliciet als voorbeeld vermeldt) en, bijvoorbeeld, Ik (Ali), de schokkende undercoverreportage van Günter Wallraff (1985) onder de Turkse gastarbeiders in Duitsland. Armoede en uitbuiting zijn nog lang de wereld niet uit. Orwell beschrijft perfect de ingrediënten van armoede zoals we die vandaag nog steeds kennen, tot en met het gevoel van schaamte en de uitsluiting die ermee gepaard gaan. Sla er de recentste rapporten maar op na. Hij doet dat met een empathie die hij ook van de lezer vraagt, maar zonder te chargeren of zich aan zelfbeklag over te geven.
Hotel X
De passages van Aan de grond in Londen en Parijs die het sterkst bijblijven, spelen zich af in het anonieme Hotel X in Parijs. Het werd later geïdentificeerd als het Lotti, een luxehotel bij de Place Vendôme, dat net voor de Eerste Wereldoorlog was opengegaan en meteen zijn plaats bij de topadressen van de stad had veroverd. Zo verbleef de Belgische delegatie op de vredesonderhandelingen in 1919 er maandenlang. In 1928 werkte Orwell er kort als afwasser.
Orwell beschrijft een soort hel in de onderbuik van het hotel, waar het personeel zich uitslooft, 78 uur per week, voor een schamel loon. De plongeurs staan helemaal onderaan op de ladder, dus in 'het afvoerputje', 'veracht en getutoyeerd door iedereen'. Een plongeur doet vervelend en dwaas, zelfs grotendeels nutteloos werk, vindt Orwell. Het is eigenlijk alleen maar goed om de pikorde van arm en rijk in stand te houden.
Hij beschrijft de herrie, de hitte, de stank, het duister en de onhygiënische toestanden in de catacomben zo levendig dat de lezers er middenin staan. De onderwereld waarin deze moderne slaven, vaak vluchtelingen en immigranten, werken, en waarin ze ook in hun vrijetijd leven, is uitzichtloos: alcoholisme, racisme, diefstal, verbaal en fysiek geweld zijn vaste prik. Ze maken de vicieuze cirkel van de zelfkant rond.
Orwell heeft oog voor de relatieve solidariteit en de kameraadschap in de strijd om te overleven en ziet in sommige anekdotes ook de humor. Dit is de wereld van lommerds en goedkope bordelen, gore bistro's en overbevolkte achterbuurten, van huisjesmelkers, het Leger des Heils en slang dat alleen de zwervers begrijpen. Orwell vertelt niet alleen maar raak. In hoofdstuk XXII, bijvoorbeeld, zoomt de schrijver even uit en analyseert hij de situatie van de plongeur, en bij uitbreiding van iedereen die voor een appel en een ei moet werken om te overleven. Hij hanteert plots een ander register en heeft het over vakbonden en staking, en hoe de samenleving met armoede omgaat. Het onderwerp laat hem niet los als hij weer tussen de mensen is.
Slordig
Aan de grond in Londen en Parijs (1933) was Orwells boekendebuut. Dat is er soms aan te merken: misschien had het wat strakker, met minder herhalingen gekund. En er zijn passages die vanwege onze hedendaagse gevoeligheden niet zo aangenaam om te lezen zijn, zoals het vleugje antisemitisme in de beschrijving van joodse personages. Maar de blijvende actualiteitswaarde houdt dit boek moeiteloos en nog lang overeind.
Wat we sneller mogen vergeten is, jammer genoeg, de soms weinig geïnspireerde en slordige nieuwe vertaling die schrijver Arie Storm afleverde - zo groeien in hoofdstuk XXI distels plots op bomen. Waarom hij in de Nederlandse titel Parijs en Londen van plaats verwisselt, is me een raadsel, want het is onlogisch, maar dat gebeurde eigenaardig genoeg ook al in de vorige vertaling van Joop Waasdorp in 1970. Gelukkig is Orwells Engels niet al te moeilijk voor wie het origineel wil lezen.
Voor Orwell betekende dit boek de start van een bijzondere, maar veel te korte carrière als schrijver-met-een-boodschap. Hij kende ook zijn volgende onderwerpen door en door: de mijnen in Noord-Engeland, het kolonialisme in Birma, de burgeroorlog in Catalonië. Maar ook zijn fictie, Animal farm en 1984, waarmee hij onsterfelijk werd, passen perfect in dat plaatje.
Vertaald door Arie Storm, De Arbeiderspers, 232 blz., 19,99 € (e-boek 10,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Down and out in Paris and London'.
Verberg tekst