Het gevoel dat je kan overvallen als je iets volkomen alledaags een paar seconden langer bekijkt dan je normaal meestal doet. Zeg, het potje jam dat je net op tafel zette. Ineens is dat niet meer gewoon jam, maar valt het uiteen in aardbeien en suiker, in een glazen pot met een papieren etiket, lijm waarmee dat etiket op het potje geplakt zit en een deksel. Ineens is die aardbeienjam een duizelingwekkende wereld op zich. Aan de rest van de spullen op tafel durf je nauwelijks te denken.
Maar als de wereld en alles daarin tot ongeveer in het oneindige in onderdelen te ontleden is, hoe zit het dan eigenlijk met de mens, vraagt Gerda Blees zich af in haar debuutbundel 'Dwaallichten'.
(...) En ik vraag je / of wij maar gewoon een toevallige verzameling / zijn van moertjes en boutjes in de hand van iemand die / misschien wel nooit van plan was om een werkend apparaat / van ons te maken.
Met die bundel is Blees, die eerder al verhalen publiceerde, genomineerd voor de …Lees verder
Het gevoel dat je kan overvallen als je iets volkomen alledaags een paar seconden langer bekijkt dan je normaal meestal doet. Zeg, het potje jam dat je net op tafel zette. Ineens is dat niet meer gewoon jam, maar valt het uiteen in aardbeien en suiker, in een glazen pot met een papieren etiket, lijm waarmee dat etiket op het potje geplakt zit en een deksel. Ineens is die aardbeienjam een duizelingwekkende wereld op zich. Aan de rest van de spullen op tafel durf je nauwelijks te denken.
Maar als de wereld en alles daarin tot ongeveer in het oneindige in onderdelen te ontleden is, hoe zit het dan eigenlijk met de mens, vraagt Gerda Blees zich af in haar debuutbundel 'Dwaallichten'.
(...) En ik vraag je / of wij maar gewoon een toevallige verzameling / zijn van moertjes en boutjes in de hand van iemand die / misschien wel nooit van plan was om een werkend apparaat / van ons te maken.
Met die bundel is Blees, die eerder al verhalen publiceerde, genomineerd voor de C. Buddingh-prijs, en ook voor de Poëziedebuutprijs aan zee.
Terecht, lijkt me, want haar blik is net even anders. Open, niet veroordelend, dwars en tegelijk aandachtig en liefdevol bekijkt ze de mens, en dan vooral diegene die net buiten het geëffende pad treedt. Niet per se omdat hij dat zelf graag wil, maar omdat de dingen gaan zoals ze gaan, omdat de mens nu eenmaal geen 'werkend apparaat' met een heldere gebruiksaanwijzing is.
Haar kalme, ritmische gedichten waarin deeltjesfysica en tongzoenen hand in hand kunnen gaan, zijn te lezen als pogingen om grip te krijgen op het ingewikkelde bestaan.
De wereld ervaren is kijken 'naar de laatste lichtspatten, de uitdovende kringen / in de plas' maar evengoed voelen, naakt op straat liggen om erachter te komen of die van 'klinkers asfalt of beton gemaakt is'.
Blees' personages proberen dichterbij het raadsel van wat hen omringt te komen, contact te zoeken. Niet zelden hebben ze pijnlijke verhalen over verloren liefdes, over verkrachting, dood, maar slachtoffer zijn ze nergens. En dat is omdat Blees het licht houdt, de taal en de beelden laat spreken.
Hoogtepunt uit de bundel is misschien wel de titelreeks, met Wim, die niet meer wil. Hij verdrinkt zich niet, maar brengt 'zijn lippen' naar het water, of Marie-Thérèse die, 'haar trui versierd met kleine stukjes brood / en ei', bezwaarschriften schrijft omdat het vertrouwde is verdwenen en alleen zij begrijpt hoe. Meer dan naar wat er niet is, kijkt Blees naar wat er wél is. En zo is een zwerver niet iemand zonder huis, maar een man die 'weet dat hij nu in de hele wereld woont'.
De C. Buddingh'-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut wordt uitgereikt in juni tijdens de 50ste editie van het Poetry International Festival.
Podium; 64 blz. € 17,50.
Verberg tekst