Deze roman is gesitueerd in het India van de Raj, de benaming van het Britse koloniale bestuur tot de onafhankelijkheid in 1947. Het grootste deel van het boek speelt zich, gecentreerd rond één der oude vorstenhoven, tussen 60 en 100 jaar geleden af. Het verhaal is opgebouwd rond prinses Jaya Singh, afkomstig uit een traditioneel koninkrijkje op de grens van het huidige India en Pakistan. Vanuit haar starre milieu ondergaat zij een cerebrale metamorfose. Ze zet zich af tegen de Britten, die de vorstendommen bedreigen, en vat sympathie op voor de denkbeelden van Gandhi, die ook bedreigend is voor de positie der vorsten maar die tenminste Indiaas is en geweldloosheid predikt. Zo ondergraaft zij bewust haar historische vorstelijke erfenis en treedt de nieuwe democratie tegemoet. Geschreven tegen een achtergrond van Britse arrogantie, ontluikend nationalisme, rituelen, harems, jachtpartijen maar ook verlichte Engelsen. Een moeilijke episode in de geschiedenis van Zuid-Azië wordt - soms ietwat nonchalant - duidelijk en leesbaar verwoord. Kort verklarend woordenlijstje. Paperbackeditie, kleine druk. Verberg tekst