Met zijn intrigerende titel en wonderlijk mooie kaft belooft dit boek zo'n typische dierenvertelling te worden waar de Nederlandse jeugdliteratuur een patent op heeft. Enige pagina's ver in de tekst denk je al aan Erik of het klein insectenboek, maar Harm de Jonge gaat zijn eigen weg, is geen copycat van Bomans of Tellegen. De sleutel tot het dierenrijk in zijn verhaal is de pepermunt. Wanneer de jongen Manne Mens op zo'n muntje zuigt, kan hij de dieren verstaan die zich bij een plas niet ver van zijn huis ophouden. Of, zo kan je het ook interpreteren, dagdroomt hij een eindje weg, want hij moet voor school een werkstuk maken over 'de dieren bij de plas', en heeft ook zo zijn zorgen over een aantrekkelijk meisje uit zijn klas. De dieren bij de poel hebben elk hun typische antropomorfische karaktertrekken: Pa Pad is een bazige slokop, Harrie Oudebok lust wel een groen blaadje, Bluebel Libel is een flirterige juffer, Simone Steekmug doet geniepig gemeen, etc. De dieren blijken nogal bek…
Lees verder
Met zijn intrigerende titel en wonderlijk mooie kaft belooft dit boek zo'n typische dierenvertelling te worden waar de Nederlandse jeugdliteratuur een patent op heeft. Enige pagina's ver in de tekst denk je al aan Erik of het klein insectenboek, maar Harm de Jonge gaat zijn eigen weg, is geen copycat van Bomans of Tellegen. De sleutel tot het dierenrijk in zijn verhaal is de pepermunt. Wanneer de jongen Manne Mens op zo'n muntje zuigt, kan hij de dieren verstaan die zich bij een plas niet ver van zijn huis ophouden. Of, zo kan je het ook interpreteren, dagdroomt hij een eindje weg, want hij moet voor school een werkstuk maken over 'de dieren bij de plas', en heeft ook zo zijn zorgen over een aantrekkelijk meisje uit zijn klas. De dieren bij de poel hebben elk hun typische antropomorfische karaktertrekken: Pa Pad is een bazige slokop, Harrie Oudebok lust wel een groen blaadje, Bluebel Libel is een flirterige juffer, Simone Steekmug doet geniepig gemeen, etc. De dieren blijken nogal bekommerd te zijn om de dood en het hiernamaals, resp. de Eindstreep en Panzibas in hun denken. De dieren hebben elk een verschillende visie op de kwestie. Mors Mol is somber, en blijkt daar later in het verhaal goede redenen voor te hebben. Pa Pad heeft heel precieze ideeën over Panzibas als een soort land van Cocagne. Dat is het ook volgens de dichter Heer Duif, maar dan op andere wijze, en als een land vóór de Eindstreep. Anderen zijn minder zeker maar kijken uit naar Panzibas. Simone Steekmug heeft een dwarse mening. De visie van de dieren op Panzibas hangt samen met hun eigen levensprobleem. De dieren aan de plas bieden daarmee een soort panorama van menselijke karaktertypes en levenshoudingen.
Dit boek moet je in de eerste plaats lezen voor zijn originele fantasie. Harm de Jonge vindt heerlijke namen en begrippen uit voor de dieren. Ook de dialogen vormen een levendig fantasiespel. De auteur geeft zijn fabel een eenheid van plaats en handeling mee, maar het verhaal zelf is eerder los en associatief en kent een open einde. Af en toe wendt de auteur bepaalde vondsten te lang aan of herhaalt hij ze, zodat je het gevoel hebt dat het verhaal nergens heen leidt. Fundamenteel kan je het verhaal lezen als een rêverie van een onzekere jongen die zich vragen stelt over de dood, en andere zaken van het leven. Maar die betekenis ligt niet aan de oppervlakte, noch is ze dwingend. De auteur heeft ook actuele onderwerpen verwerkt. Soms zijn die gemakkelijk te herkennen (bv. de asielzoeker in Zorrie Zebravink), soms maar na enig denkwerk (bv. euthanasie bij Saar Slak). De illustraties van Noëlle Smit doen qua lijntekening denken aan Fiep Westerdorp, maar haar rijke kleurgebruik en overvolle composities, met vele details en grappige elementen, zijn radikaal anders. Het werk van Smit verleent dit boek nog een extra cachet. [Chris Bulcaen]
Verberg tekst