Heraclitus vertaald en herhaald
Ergens aan het begin van de filosofie, zo rond 500 v.C., stond een man die naar hartenlust foeterde op vroegere schrijvers, veelweters en wijsneuzen. Hij speelde met hun woorden, verdraaide hun stellingen en alludeerde op hun verhalen. Verzen van Homerus of Hesiodus — de founding fathers van de Griekse literatuur — vinden in de fragmenten van Heraclitus van Efeze bijvoorbeeld vaak een echo. Later werd Heraclitus zelf een echo in het werk van tal van andere schrijvers; al meer dan twee millennia lang knipogen dichters naar zijn spreuken en adapteren filosofen zijn leer.
Dat Heraclitus werd vertaald door Paul Claes, classicus en koning van de intertekstualiteit, is dan ook treffend. Claes’ credo: ‘In den beginne was het woord. Toen kwam de herhaling’ (Echo’s, echo’s: de kunst van de allusie, 1988 & 2011). Zijn Heraclitus-vertaling getuigt hiervan: in Alles stroomt besteedt Claes vooral aandacht aan de manieren waarop Heraclitus — Claes verkiest overigens de Griekse, minder gangbare spelling ‘Herakleitos’ — door de eeuwen heen werd ‘herhaald’.
Maar ook Heraclitus’ leer komt afdoende aan bod. In die leer (logos) verkondigt Heraclitus dat er een kenbare, objectieve werkelijkheid (eveneens logos) bestaat. In de vroege vijfde eeuw was dat een revolutionaire boodschap; het was een kritiek op iedere vorm van intellectuele autoriteit, zowel op de toen nog evidente geldigheid van de mythe of de religie als op het leergezag van de grote dichters of van Heraclitus zelf. Voor het eerst wordt de mens aangespoord om voor zichzelf te denken. ‘Het is verstandig niet naar mij te luisteren, maar naar mijn leer en te erkennen dat alles een is’, zegt Heraclitus (fr. B50).
Die bedoelde eenheid is de eenheid der tegendelen die de werkelijkheid structureert en inzichtelijk maakt ondanks haar onophoudelijke verandering. Wie de werkelijkheid wil kennen, moet met andere woorden op zoek naar samenvallende tegenstellingen die overal verborgen zijn. De filosofie begint zo bij de eenvoudigste fenomenen: ‘Zeewater is het zuiverste en het vuilste water: voor vissen is het drinkbaar en gezond, voor mensen ondrinkbaar en dodelijk’ (fr. B61) of ‘Gezondheid is alleen maar aangenaam en heerlijk door ziekte, verzadiging door honger, rust door vermoeidheid’ (fr. B111). Als vuistregel voor dit fenomeen, het alomtegenwoordige belang van samenvallende tegenstellingen, moet een van Heraclitus’ vaakst geciteerde uitspraken worden begrepen: ‘Strijd is de vader van allen’ (fr. B53[a]).
Dezelfde strijd bestaat ook in het alomtegenwoordige, kosmische oerelement waardoor de werkelijkheid wordt gevoed. Heraclitus noemt dit element, waaruit ook de menselijke ziel lijkt opgebouwd, ‘verstandig Vuur’ (fr. B64a). Hierover gaat een ander, eveneens revolutionair fragment, waarin Heraclitus als allereerste filosoof de eeuwigheid van de kosmos predikt — een stelling die pas veel later door Aristoteles zou worden herhaald: ‘Deze wereldorde, dezelfde voor allen, is niet door een god of een mens gemaakt, maar was, is en zal altijd zijn: een eeuwig levend Vuur dat in dezelfde mate ontvlamt als uitdooft’ (fr. B30). Heraclitus probeert, kortom, een uniforme leer op de hele werkelijkheid toe te passen. Daarmee lijkt hij een buitengewoon filosoof te zijn, die nadacht over kosmologie en fysica, maar ook over epistemologie, ethiek en psychologie.
Dit alles kan echter enkel met heel wat voorbehoud worden beweerd. Het enige wat van Heraclitus’ leer overblijft, is een verzameling losse citaten die bij latere auteurs werden aangetroffen. In sommige vertalingen, zoals in de Nederlandse vertaling van Jaap Mansfeld (2006), worden die fragmenten per thema gegroepeerd, wat het voordeel heeft dat de lezer gemakkelijker een indruk krijgt van de leer en dat fragmenten achteraf sneller teruggevonden kunnen worden. Andere vertalers, zoals Cornelis Verhoeven (1993), kiezen voor een min of meer willekeurige ordening; ze volgen daarin de monumentale Grieks-Duitse editie van Hermann Diels, die de fragmenten alfabetisch sorteerde op de namen van de citerende auteurs. Dit heeft het belangrijke voordeel dat Heraclitus’ leer niet als een systematische filosofie wordt voorgesteld.
Claes koos voor de tweede mogelijkheid. Hij bezorgt zijn vertaling inclusief de Griekse tekst. Al is het beter te spreken van ‘een’ Griekse tekst. Wie Heraclitus’ Grieks wil weergeven, komt immers door de fragmentarische overlevering voor onoverkomelijke moeilijkheden te staan. In iedere nieuwe uitgave worden dan ook andere citaten als authentiek beschouwd, worden de teksten anders geordend, worden andere verbeteringen doorgevoerd, andere keuzes gemaakt wanneer er meerdere manuscripten zijn en op andere plaatsen leestekens toegevoegd. ‘Alles stroomt’; die vermeende uitspraak van Heraclitus typeert het lot van zijn werk uitstekend.
Bijna een eeuw lang werd de reeds genoemde editie van Diels als de standaard beschouwd. Die uitgave, die in 1903 voor het eerst verscheen en in 1952 voor het laatst werd geüpdatet, vormde bijvoorbeeld nog de onbetwiste basis voor de Nederlandse vertaling van Verhoeven. Gelukkig maakt Paul Claes voor zijn Griekse tekst gebruik van de verworvenheden van moderner tekstonderzoek. Zijn keuzes zijn doorgaans aanvaardbaar en lijken vooral gestuurd door de degelijke Grieks-Italiaanse editie van Marcovich (1978). Wanneer hij hier echter van afwijkt, wordt die keuze zelden verantwoord. En zelfs wanneer over bepaalde fragmenten consensus heerst dat ze niet authentiek zijn, wordt dit niet altijd gesignaleerd.
Wel geeft Claes, in tegenstelling tot veel andere editeurs, waardevolle toelichting over de context waarin de fragmenten zijn overgeleverd. Dat is van belang omdat de latere, vaak stoïcijnse of christelijke auteurs die Heraclitus citeerden en zo tot bij ons brachten, hem niet zelden willen tegenspreken of integreren in hun eigen denkkader. Een blik op de context kan waarschuwen voor Hineininterpretierung en naïeve conclusies. Uit die prijzenswaardige keuze om de citaten te kaderen, blijkt eens temeer Claes’ gevoeligheid voor intertekstualiteit en zijn aandacht voor de manier waarop teksten elkaar beïnvloeden en bepalen.
De vertalingen zelf zijn vaak ter wille van de tekstgetrouwheid gewijzigde versies van de vertalingen die Claes voor het bij uitgeverij Druksel verschenen curiosum Honderd fragmenten van Herakleitos (2009) maakte. Taalkundig valt er weinig op aan te merken; Claes respecteert het Grieks doorgaans tot in de puntjes. Daardoor lijkt de stilistiek echter wat op de achtergrond te komen. Dat is vreemd, mede aangezien Claes in zijn commentaar veelvuldig op rijm, alliteratie, woordspel en andere stilistische bijzonderheden wijst. Die waardevolle commentaar wordt niet in de vertaling gereflecteerd; de uitdaging wordt niet aangegaan. De sobere vertaling heeft dan weer het voordeel dat Heraclitus geen woorden in de mond worden gelegd en dat de interpretatie niet al te zeer door de vertaaltechniek wordt beïnvloed.
Ook filosofisch is de vertaling uitstekend, al zal het de lezer misschien storen dat filosofische termen niet consequent zijn vertaald. Het Griekse psychè (ziel), een van de kernwoorden van Heraclitus’ leer, wordt bijvoorbeeld nu eens door ‘levensadem’ vertaald, dan weer door ‘geest’ en zelfs een enkele keer door ‘levenskracht’. Dit is echter geen tekortkoming van de vertaler. Integendeel, het toont terecht dat woorden die vanaf Plato zwaarwichtige concepten zullen worden, bij Heraclitus nog geen vastomlijnde betekenis hebben. Het met vallen en opstaan zoeken naar een taal om aan filosofie te doen is een belangrijk aspect van het presocratische denken, dat vaak vergeten wordt door vertalers en commentatoren, die denken in een al gebouwde traditie en een reeds als evident beschouwd filosofisch jargon.
In zijn commentaar is Claes evenmin te betrappen op het roekeloze systeemdenken dat Heraclitus-commentatoren wel eens kan worden verweten. De fragmenten worden vaak heel omzichtig vanuit het Grieks verklaard en gekaderd binnen de leer — die overigens in een inleiding uitstekend en sober wordt geschetst, al wordt daar helaas nauwelijks voorbehoud of nuance gemaakt bij de beschrijving van Heraclitus’ nochtans door legenden overwoekerde levensloop. Bovendien lijkt alles er nogal haastig bijeen geschreven: het inleidende deel over de nawerking is meer opsomming dan inleiding en enkele feitelijke fouten boezemen weinig vertrouwen in. (Alexander de Grote werd in 356 v.C. geboren, niet in 365 v.C.; Heideggers Einführung in die Metaphysik werd niet in 1933 uitgegeven, aangezien de collegereeks in kwestie pas in 1935 werd gedoceerd en de neerslag ervan in 1953 verscheen.)
‘Elke tijd schept zijn eigen Herakleitos’, schrijft Claes. Dit geldt niet enkel voor de tekstoverlevering, maar ook (en zoals reeds gezegd: in Claes’ editie voorál) voor de manier waarop men de filosoof door de eeuwen heen heeft geïnterpreteerd en geïmiteerd. Ook voor de bespreking van die nawerking steunt de vertaler voornamelijk op de reeds genoemde editie van Marcovich, die heel wat getuigenissen, citaten en allusies heeft verzameld, gaande van de oudheid tot de renaissance. Claes brengt zelf ook recenter materiaal aan. Hiervan is de selectiviteit frappant: het gros van Heraclitus’ moderne ‘navolgers’ zijn blijkbaar auteurs die door Claes zijn vertaald (Eliot, Pound, Yeats) of in eerder werk grondig bestudeerd (Claus, Faverey, Frazer, Mulisch, Roggeman). Namen als Canetti, Blanchot, Novalis of — misschien minder bekend, maar des te meer een navolger van Heraclitus — de Victoriaanse dichter Hopkins zijn bijvoorbeeld opvallend afwezig. Naar Heidegger wordt vaak verwezen, maar Claes lijkt diens belangrijkste werken over Heraclitus — twee lezingenreeksen uit 1943-44 — vergeten te zijn. Zelfs enkele mooie navolgingen uit het werk van Joyce, van wie Claes Ulysses zelf vertaalde, werden onbegrijpelijk over het hoofd gezien. De toelichting van de nawerking is dan ook veeleer een willekeurige en eentonige greep uit Claes’ lezersdagboek dan een systematisch overzicht.
Al bij al is het niet echt duidelijk op welk doelpubliek Claes met deze uitgave mikt, waardoor het werk tussen twee stoelen dreigt te vallen. De commentaar bij de fragmenten is, zoals Claes zelf in de inleiding vermeldt, veeleer filologisch dan filosofisch. Dit is interessant voor wie het Grieks enigszins machtig is. Tegenover deze aandacht voor het Grieks staat een slordig uitgegeven Griekse tekst, waarbij tekstkeuzes niet consequent verantwoord worden. De tekst is overigens niet vrij van een occasionele zetfout (fr. B14: thanathon i.p.v. thanaton) en van verstrooidheden die tot syntactische ongerijmdheden leiden (fr. B42: Archilochos i.p.v. Archilochon; fr. B86: apistiè i.p.v. apistièi).
Absurd en onvergeeflijk is bovendien de keuze om de Griekse tekst in kapitalen weer te geven omdat, zo verantwoordt Claes, ‘de filosoof zelf geen ander lettertype kende dan deze monumentale letter’. Hoewel dat inderdaad het geval is, houdt het argument geen steek. Het zou Claes er immers ook toe verplichten zijn editie handgeschreven en op papyrus te verspreiden. In zijn uitgave van de archaïsche lyrici, die ook enkel hoofdletters kenden, gebruikt Claes overigens gewoon minuskels. Hoe dan ook staat vast dat Griekse kapitalen zelfs voor een geoefend lezer een pesterige hindernis zijn.
Paul Claes vertaalde Joyce’ Ulysses en Eliots The Waste Land, Franse symbolisten en Griekse lyrici, Shakespeare (in het Frans) en Gezelle (in het Latijn). Zijn interpretaties van klassiekers en zijn essays over literatuur zijn zonder uitzondering indrukwekkend. Alles stroomt is het werk van een terecht beroemde vertaler en literatuurwetenschapper die in het Nederlandse taalgebied zijn gelijke niet kent. En dat is het probleem. De toelichtingen bij deze vertaling getuigen van een al te zelfzekere selectiviteit, waardoor de lezer soms het gevoel krijgt dat het veeleer om Paul Claes dan om Heraclitus gaat. Een tweede probleem is de onachtzaamheid van iemand die lauweren heeft om op te rusten. Het zijn mankementen waar Heraclitus wellicht de neus voor zou hebben opgehaald: ‘Wijsgeren moeten zorgvuldig heel wat zaken onderzoeken’ (fr. B35). Voor een kennismaking met Heraclitus blijft de vertaling van Mansfeld (Aldus sprak Heraclitus, 2006) de beste keuze, al moet de lezer het daar (althans vanaf de huidige, derde druk) zonder het Grieks stellen. Ook commentaar over de nawerking biedt Mansfeld niet. Wie toch voor Paul Claes kiest, krijgt een degelijke vertaling, sobere richtlijnen bij de interpretatie, heel wat flarden over de nawerking van Heraclitus, maar vooral een stemmetje in het hoofd dat tijdens het lezen steeds dezelfde vraag stelt: ‘Wat zou het geworden zijn als Paul Claes zich hier nu eens écht had in vastgebeten?’
[Bram Demulder]
Verberg tekst