Roman. De Amerikaanse schrijver James Salter was gevechtspiloot in de Koreaanse Oorlog. Die ervaring maakt de cockpitscènes in zijn nu pas vertaalde debuut De jagers zo sterk en intens.
Een Amerikaan die terechtkomt in Noord-Korea is vergelijkbaar met een 'hemofiliepatiënt die meedoet aan een bokswedstrijd'. Hier is niet een generaal aan het woord die probeert Donald Trump tegen te houden om zijn oorlogsretoriek uit te leven, noch een Amerikaanse gevangene in Noord-Korea. Dit is een vaststelling van gevechtspiloot Cleve Connell, hoofdpersoon in James Salters romandebuut De jagers uit 1956. Het boek van de schrijver die enkele jaren herontdekt werd en in 2015 overleed, verscheen deze week voor het eerst in Nederlandse vertaling.
Is het een goed idee om een roman over de Koreaanse Oorlog nu, zestig jaar na de feiten, uit te geven? Niet als het een heldenverhaal over kameraadschap was geweest, wel omdat Salter schrijft over een gevechtspiloot die van een stoere bink, die bij een elitekorps van mariniers wil terechtkomen, verandert in een geslagen, eenzame man die in zijn toestel niet zozeer op de vijand jaagt als …Lees verder
Een Amerikaan die terechtkomt in Noord-Korea is vergelijkbaar met een 'hemofiliepatiënt die meedoet aan een bokswedstrijd'. Hier is niet een generaal aan het woord die probeert Donald Trump tegen te houden om zijn oorlogsretoriek uit te leven, noch een Amerikaanse gevangene in Noord-Korea. Dit is een vaststelling van gevechtspiloot Cleve Connell, hoofdpersoon in James Salters romandebuut De jagers uit 1956. Het boek van de schrijver die enkele jaren herontdekt werd en in 2015 overleed, verscheen deze week voor het eerst in Nederlandse vertaling.
Is het een goed idee om een roman over de Koreaanse Oorlog nu, zestig jaar na de feiten, uit te geven? Niet als het een heldenverhaal over kameraadschap was geweest, wel omdat Salter schrijft over een gevechtspiloot die van een stoere bink, die bij een elitekorps van mariniers wil terechtkomen, verandert in een geslagen, eenzame man die in zijn toestel niet zozeer op de vijand jaagt als wel op roem. Hier gaat het om de vereenzaming van een piloot die in de cockpit minder vrees kent dan aan de grond. Daar moet hij voortdurend de strijd aangaan om wie de indrukwekkendste gevechten heeft geleverd, en wie de meeste Migs heeft neergehaald. Het is een en al gekonkel, verraad en pronken met andermans veren, het tegenovergestelde van kameraadschap.
Brandstofmeter
James Salter was zelf gevechtspiloot en had zich in 1950 vrijwillig gemeld om mee te vechten in de Koreaanse Oorlog. Hij vloog meer missies dan zijn hoofdpersonage Cleve, en werd ook onderscheiden voor het neerhalen van Russische gevechtsvliegtuigen. Behalve in De jagers vertelt Salter over die ervaring in bijvoorbeeld de roman The arm of flesh (1961) en de memoir Dwars door de dagen (1997).
Die ervaring is ongetwijfeld de reden waarom sommige passages in die cockpit zo sterk zijn. Geen technische beschrijvingen, maar wel: 'De stilte was dreigender dan welk lawaai ook. Ze volgden een route waar de rivier zou kunnen zijn, maar elke positie kon slechts bij benadering worden vastgesteld. De brandstofmeter was hun enige werkelijkheid.' Dat is een mooi beeld, dat fraai aansluit bij het onderzoekje onder ruim 1.700 volwassen Amerikanen die deze week gevraagd werden waar Noord-Korea lag. Van hen wist 36 procent het land ook werkelijk op de kaart aan te wijzen.
Er zijn niet zoveel oorlogsromans die zich voor een groot deel afspelen in de lucht. Ja, Salters voorbeeld, de Fransman Antoine de Saint-Exupéry, was daar tien jaar eerder mee gekomen. Maar Salter kiest een antiheld, een vereenzaamde man die slecht ziet. Cleve is 31 en zijn ogen gaan al achteruit ('bij een atleet gaven de benen het als eerste op. Bij een gevechtsvlieger waren het de ogen'). In paniek vraagt hij wanneer hij met enkele piloten een gevecht tegen MiG's voorbereidt: 'Waar zijn ze dan?' Maar niemand reageert, daar is geen tijd voor.
Die stukken in de lucht, de gevechten die eigenlijk gevechten tegen de eigen teloorgang zijn, en de onderlinge strijd in de jacht op roem zijn opvallend sterk. Je ziet er de nauwkeurige observaties in die ook in de latere romans en verhalen van Salter zo treffend zijn.
Lange benen
Jammer genoeg heeft Salter het in De jagers nog moeilijk met vrouwelijke personages. Tamelijk clichématig zijn de Japanse hoeren die Cleve in Tokio treft. Ze zijn allemaal klein en fragiel. De vrouw van de commandant heeft 'lange benen'. Elders staat er: 'Japanse serveersters in keurige uniformen bewogen langs hen met dienbladen vol drank. Het waren stevig gebouwde maar elegante meiden, met frisse ronde gezichten. Enkelen waren ronduit knap, en met name eentje was uitzonderlijk mooi, slank en goedgevormd. Haar gezicht straalde een bijzondere kalmte uit.' Maar even later, daar waar soldaten dansen, zijn de vrouwen 'oosters en stuk voor stuk lelijk. Eentje droeg een hoog dichtgeknoopt uniform met iets wits op haar schouder en een buitenlandse pet op haar hoofd. Ze leek veertig of ouder en danste met een ernstig kijkende luitenant.'
Het zijn passages die achterhaald aandoen en de uitgebreide beschrijving van Cleve die in Tokio enkele dagen meemaakt wat weelde en beschaving is (waardoor hij een belangrijk gevecht mist en hij weer verder naar beneden zakt in zijn heldenstatus), verstoren het ritme in een roman die het sterkst is wanneer hij zich op enkele vierkante meters afspeelt, daar waar te veel mannen held willen worden, terwijl de oorlog zelf ze niets kan schelen. Is roem een voorwaarde voor grootheid, vraagt een van de personages in Salters Lichtjaren. Dat het antwoord daar helaas ja op is, laat De jagers indrukwekkend zien.
Vertaald door Ton Heuvelmans, De Bezige Bij, 256 blz., 19,99 €. Oorspronkelijke titel: 'The hunters'.
Verberg tekst