Voor Jeroen Brouwers,
Als weinig anderen kent Jeroen Brouwers de waarde die stijl en compositie hebben voor de betekenis en houdbaarheid van een literair werk. Het moet in zijn prille jaren op kostscholen zoveel als een boei zijn geweest, de ontdekking dat er schrijvers bestonden, en dat je, door je uit te drukken in brieven en verhalen, er óók een zou kunnen worden.
Maar dan moest je het ambacht wel serieus nemen, en je er niet van af maken. En door veel te lezen en te oefenen kon je daarin groeien. In interviews heeft Brouwers uit de doeken gedaan dat schrijven voor hem altijd hard werken is geweest. Zelfkritiek, broze gezondheid, relationele perikelen, ruzies met uitgevers, aannemers, ministers en schrijvers: er is altijd genoeg om je van je werk te houden, zelfs als je op een onvindbare plek in België woont en naast je voordeur het opschrift 'Noli me tangere' staat, 'Raak mij niet aan'. Of zoals hij eind maart liet weten: 'Ik zit mijn hele leven…Lees verder
Voor Jeroen Brouwers,
Als weinig anderen kent Jeroen Brouwers de waarde die stijl en compositie hebben voor de betekenis en houdbaarheid van een literair werk. Het moet in zijn prille jaren op kostscholen zoveel als een boei zijn geweest, de ontdekking dat er schrijvers bestonden, en dat je, door je uit te drukken in brieven en verhalen, er óók een zou kunnen worden.
Maar dan moest je het ambacht wel serieus nemen, en je er niet van af maken. En door veel te lezen en te oefenen kon je daarin groeien. In interviews heeft Brouwers uit de doeken gedaan dat schrijven voor hem altijd hard werken is geweest. Zelfkritiek, broze gezondheid, relationele perikelen, ruzies met uitgevers, aannemers, ministers en schrijvers: er is altijd genoeg om je van je werk te houden, zelfs als je op een onvindbare plek in België woont en naast je voordeur het opschrift 'Noli me tangere' staat, 'Raak mij niet aan'. Of zoals hij eind maart liet weten: 'Ik zit mijn hele leven al in quarantaine.'
Op donderdag 30 april wordt Jeroen Brouwers 80 jaar. Dat is een geschikte dag om een striemend scheldstuk uit de kast te trekken, een empathisch herdenkingsstuk over een schrijver die de hand aan zichzelf heeft geslagen, of een van de twaalf romans die hij schreef sinds 1967 en die dikwijls handelen over wankele mannen, aarzelaars, tobbers, die zijn geboren in Nederlands-Indië en hun jeugd doorbrachten op Nederlandse kostscholen en internaten. Boeken over mannen die vastzitten, in een lift of rolstoel, op een lekke woonboot, een cruiseschip of in een kraamkliniek - in elk geval zitten ze vast in hun leven.
Dat hun gehannes toch iets monumentaals verkrijgt, is te danken aan hun geestelijk vader, die in zijn stijl juist het tegendeel toont van wankelmoedigheid of angst. Ferm, woordrijk en met een jaloersmakende beheersing stuurt Brouwers zijn hoofdpersonen het bos in, en in zijn polemieken spaart hij de roede niet. De schoonheid en kunst moeten worden verdedigd, tegen de windbuilen en middelmatigen die overal aan boord dreigen te kruipen, wanneer je niet met regelmaat het dek van het slagschip der letteren weer brandschoon zwabbert.
Doelend op de cadans en resonantie van zijn stijl, bestempelt Tom Lanoye hem als 'een van onze allergrootste zangers', in de verjaardagsbrievenbundel Aan een karakter, waaraan ook L.H. Wiener, Cherry Duyns en Maarten 't Hart meedoen.
Dat het hem nog steeds goed gaat, bewijst de meester zelf in het 'Eenmalig nawoord' dat wordt geleverd bij de 50ste druk van zijn indringende roman Bezonken rood (1981). Over de daarin beschreven wandaden in de jappenkampen ontstond destijds ophef, aangezwengeld door Rudy Kousbroek, die Brouwers van leugens en wansmaak beschuldigde. Tien jaar na diens dood krijgt 'bijvoegselgoeroe Rudy K.', die zelf 'nooit een roman tevoorschijn heeft weten te wringen', nog even onder uit de zak. Op de man? Jazeker op de man. Een polemist gebruikt alles om zijn doel te bereiken, en hij vergeeft en vergeet niks. We kunnen er de holle lach van de triomfantelijke overlever zelf bij denken.
'Hoe gáát het eigenlijk met mij?', schreef Jeroen Brouwers in Het is niets (1993): 'Niet direct zo dat als men aan mij zou ruiken, men nog eens extra zou snuiven en zou zeggen: goh, je lijkt wel een veld vol fresia's.' De misère wordt bijna opgeheven door de vindingrijke en gebeeldhouwde taal. Die karakteristiek tekent het oeuvre dat meer dan een halve eeuw omspant, inbegrepen de meest recente succesroman Cliënt E. Busken, waarin de hoofdpersoon het ergste vreest, maar ook dát weer in meesterlijke bewoordingen: 'Waar is mijn briljante woordenkennis. Als parelkralen die van een snoer glijden beginnen woorden me een na een te ontvallen wegens vergetelijkheid. Dit laatste begon met gezichten, namen, boektitels. Goed, niet meer op een jaartal kunnen komen of op een huis- of postcodenummer, alla, dat zie ik door mijn vingers, maar woorden, mijn schat aan woorden is altijd groter geweest dan de goudstapels van Ali Baba en Priamus tezamen, woord na woord nemen ze me hier af, ik stel dit vast sedert ik hier mijn vrijheid ontboezem, moet zijn ontbeer.'
Maar u hebben ze niet, waarde Brouwers. Gefeliciteerd.
FICTIE
Jeroen Brouwers: Bezonken rood. Met 'Eenmalig nawoord'
Atlas Contact; 168 pagina's; € 49,99.
NON-FICTIE
Diverse auteurs: Aan een karakter - Brieven aan Jeroen Brouwers
Atlas Contact; 224 pagina's; € 21,99.
Verberg tekst