Twee Russische vrouwen zitten als dochters van gegoede burgers in 1933 al ruim vier jaar in een werkkamp in Siberië, waar ze het zwaar hebben. Als Sofia ziet dat haar beste vriendin Anna ziek wordt en langzaam de wil om door te gaan verliest, besluit ze te vluchten om Anna’s grote liefde Vasili te zoeken en zijn hulp te vragen. Ze vindt hem als Mikhail Pasjin, de naam waaronder hij werkt in een kolchoz in Tivil. Sofia wordt in huis genomen door de oudere zigeuner Rafik, die haar zo beschermt in de instabiele politieke situatie. Als zij en Mikhail verliefd worden, worstelt Sofia met haar geweten. Ze helpen Anna ontsnappen uit het kamp. Hoewel erg verzwakt vindt ook zij een nieuwe liefde. De half-Russische Engelse debuteerde met de roman ‘De wilde orchidee’, waarin ze de ervaringen van haar naar China gevluchte Russische moeder beschreef. In deze tweede boeiende, heel vlot geschreven roman, gebeurt erg veel, met naast politieke, ook veel romantische ontwikkelingen. Extra boeiend voor wie bekend is met Rusland. Redelijke vertaling. Omslagfoto in kleur van een steppe en een vrouwengezicht, kleine druk. Verberg tekst