De veelgelauwerde illustrator Klaas Verplancke is een man van uitersten. Soms komt hij lichtvoetig en humoristisch uit de hoek, dan weer gaat hij de filosofische toer op. Met Reus en Nopjes schreef en tekende hij twee filosofische prentenboeken over de kracht van verhalen en verbeelding.
Verplancke schrikt er niet voor terug de harmonie abrupt te doorbreken
DIT jaar werd naast Anne Provoost en Gerda Dendooven ook Klaas Verplancke genomineerd voor de Cultuurprijs jeugdliteratuur. Dendooven werd laureaat, maar Verplancke werd door het publiek van radio Klara uitgeroepen tot favoriet. Dat is niet zo verwonderlijk, want deze schrijver en illustrator verenigt veel tegengestelden in zich op een wonderlijk harmonieuze manier. Soms toont hij zich lichtvoetig, luid lachend, met prenten vol humor en dubbele bodems. Soms is hij kwetsbaar, filosofisch en tast hij vol verwondering de binnenkant van het bestaan af. Als virtuoos tekenaar slaagt hij erin om die uitersten te vangen in rijk geschakeerde beelden die een zeer heterogeen publiek bekoren. Zijn nieuwste boeken, Reus en Nopjes , sluiten aan bij de filosofische verhalen Jot (2000) en Wortels (2003). In al deze boeken neemt Verplancke ook de tekst voor zijn rekening. Een speels detail is dat, als je Reus en Nopjes naast elkaar legt, de covers een geheel vormen. Maar ook inhoudelijk schuiven de verhalen in verschillende opzichten in elkaar.
,,Het is wat,
En nog wat meer,
Als je zo groot bent als Reus.
Zijn hoed is het dak.
De wolken zijn de zolder,
In de kelder liggen zijn tenen
En daartussen woont de halve wereld.''
REUS is een lang uitgerekte figuur, tussen zijn hoofd en tenen past de hele wereld. Hij heeft tegelijk iets van de man met de zeis en van een clown. Half glimlach, half tristesse. De aardbol op de eerste plaat heeft iets van een ei, een oervorm. Verplancke is ijzersterk in het gebruik van symbolen die volop ruimte laten voor associatie. Ook in zijn spel met licht en donker herhaalt die eivorm zich, alsof alles wat is en zal zijn in een beschermde omgeving leeft. Het maakt angst overbodig.
Iedereen is welkom in het huis van Reus: ,,Zolang hij, zij, het, die of dat zijn voeten maar veegt. Dat lijkt een redelijke vraag, maar het antwoord is dat veel minder, want iedereen brengt zijn eigen regels en verwachtingen mee. Je hebt er het raden naar waarom plots een woeste wind opsteekt. Is de wind een op zichzelf staande kracht of wordt hij opgewekt door de destructieve uitvindingen van de eigenzinnige gasten van de reus?
De wind ontneemt Reus zijn dak, hij blijft kaal en kwetsbaar achter. De prenten waarop de reus weerloos wordt meegesleept, hebben iets angstaanjagends. Hoe zit het dan met dat grote ei dat aarde heet, als het zonder bescherming achterblijft? God weet wat de gasten verder nog aanrichten. Reus gaat liggen in foetushouding, hij is niet meer dan een afdruk in een desolaat sneeuwlandschap. Deze prent is van een grenzeloze eenzaamheid doordrongen. De bijbehorende tekst heeft iets lichts in zijn aftasten van wat een thuis voor Reus zou kunnen zijn.
De volgende prenten, hoewel sfeervol, doorbreken het woelen en voelen van de reus. Ze brengen de zoektocht terug op mensenmaat, en de maat van de mens is niet bijzonder groot. Verplancke slaagt erin met humor en tragiek de positie van de mens te relativeren: wat een bed is voor de man, is maar een doosje voor Reus, een maaltijd is een kruimel en een vuur niet meer dan een vlammetje. Wat aan het bevattingsvermogen van de mens ontstijgt, wordt in aangrijpende beelden gevat: waar de kromming in het lichaam van de reus eerst kracht en bescherming uitdrukt, duidt ze nu op verval en krachteloosheid.
Er komt een einde aan de wrange zoektocht. Klaas Verplancke laat de reus de kracht en oneindigheid van verhalen en literatuur ontdekken. Literatuur biedt een thuis aan iedereen die erin binnengaat.
Hoe, wanneer en langs waar je binnen gaat, staat je vrij. Reus' krachten keren terug, hij plooit zich weer in een beschermende, koesterende houding. Hij heeft een warme, rode gloed gekregen, alsof de verhalen hem vuur geven. Jammer dat de laatste tekstregels zo expliciet zijn, hier had de schrijver gerust mogen vertrouwen op de kracht van zijn beeldtaal.
Net als in Jot en Wortels hanteert Verplancke een warme ambachtelijke stijl, waarin zijn vermogen om uitdrukking te geven aan emotie en vitaliteit volop tot uiting komt. Wie op 1 april naar radio Klara luisterde, weet dat dit verhaal zich goed leent om als hoorspel te worden gebracht. De spelers kunnen zich volop uitleven in een spel van klank en ritme.
NET als in Reus staat in Nopjes de kracht van de verbeelding en van het verhaal centraal. Het verhaal verscheen in een prille vorm in het leesprogramma van de Jeugdboekenweek 2002: ,,Onder dak''.
Verplancke heeft tekst en beeld laten rijpen tot een volwaardig voorleesverhaal en kijkboek. De beginregels zijn intrigerend: ,,Er was eens een plek waar zo weinig gebeurde, dat elk woord er een te veel was. Iets verderop wordt deze uitspraak genuanceerd: ,,Voor wie om zich heen keek, was er veel te zien.
Niks gebeurd en toch veel te zien, dat botst, maar het strookt volkomen met de waarnemig van de mens. Als ons leven zijn voorspelbare gang gaat, vinden we dat er niks gebeurt, elk woord om ons leven te omschrijven lijkt er dan al gauw een te veel. De bijbehorende prent heeft op het eerste gezicht iets statisch. Je ziet in de verte een duister bos, een stukje gras, enkele bergtoppen, water. Alles wat leven geeft, is aanwezig en bij nader toezien is er ook volop leven: een stukje staart, een duikelende watervogel... Stukje bij beetje besef je dat het veeleer zo is dat geen enkel woord volstaat.
En op die open plek, afgezoomd met het mooiste wat de natuur te bieden heeft, bouwt Nopjes haar huis. Ze gebruikt veel bakstenen en dakpannen. Uiteindelijk blijkt ze zo alleen het donker te vangen: ,,Het lijkt alsof de nacht hier woont. De mens associeert huizen met bescherming, maar misschien wakkeren ze ook onze angst aan omdat we afgesloten en vervreemd raken van alles wat mooi en mysterieus is.
De tekst is licht, bij momenten een beetje keuvelend, dat had iets strakker gemogen. Nopjes vraagt de dieren wat ze van haar huis vinden, maar die missen de verte en de schoonheid. Na elke ontmoeting haalt Nopjes een muur weg. Ze haalt het bos en de bergen weer naar binnen.
Heel mooi toont Verplancke dat een mens zich niet moet afsluiten van de natuur, maar er deel van moet uitmaken, zijn plaats erin moet kennen.
Uiteindelijk houdt Nopjes nog een dak en een voordeur over. Haar leunstoel staat er gezellig en uitnodigend bij. Wie langskomt, is welkom. Wie zijn plaats kent, blijkt in staat om voor alles en iedereen plaats te maken. Verplancke toont hoe mens en dier in harmonie zijn. Mens en dier lezen en beleven vanuit de leunstoel samen het verhaal van Reus . Maar Verplancke schrikt er niet voor terug om die harmonie abrupt te doorbreken en je te laten schrikken wanneer Nopjes als een demonisch glimlachende Lizzie Borden met een hakbijl de deur aan spaanders slaat.
Het laatste beeld is er opnieuw een van harmonie in de warmte van een kampvuur, maar in het hoofd van de lezer is twijfel gezaaid, want in de loop van de geschiedenis van de mensheid hebben vele grote en kleine vuren gelaaid en geknetterd. Is een kampvuur wel zo onschuldig, kan het verhaal hier ophouden? Je beseft dat het niet makkelijk is om in een wereld vol onrust en twijfel te beslissen om muren te slopen en iedereen vol vertrouwen binnen te laten.
Er zijn weinig plekken waar niks gebeurt, en het spannendst zijn ongetwijfeld de plekken waar op elk moment van alles kan gebeuren. In uw huis, stad of land misschien, en ongetwijfeld in uw hoofd nadat u Reus en Nopjes hebt gelezen.
KLAAS VERPLANCKE Reus. De Eenhoorn, Wielsbeke, 32 blz., 13,95 eur.
Nopjes. De Eenhoorn, Wielsbeke, 32 blz., 13,95 eur.
DE AUTEUR Klaas Verplancke maakte naam met boeken als Jot , Jannemaan en Wortels . Zijn werk valt de jongste jaren geregeld in de prijzen, ook internationaal. Zo kreeg hij voor Jot en Ozewiezewoze de prestigieuze Bologna Ragazzi Award. Verder sleepte hij onder meer een Boekenpauw, een Vlag en Wimpel en de Grote Prijs van de Illustrale in de wacht. Verplancke wil af van het idee dat illustratoren alleen maar gaatjesvullende tekenaars zijn. Hij maakt ook komaf met het cliché dat illustraties alleen maar geschikt zouden zijn voor kinderen.
Verberg tekst