Semioticus Roland Barthes is in 1980 niet verongelukt, maar vermoord. Zijn collega-intellectuelen zijn de hoofdverdachten. Net als in zijn internationaal bejubelde HhhH over de aanslag op een SS'er gaat schrijver Laurent Binet in De zevende functie van taal creatief om met feiten. De roman levert hem lof en banbliksems op. 'Humor en ernst sluiten elkaar niet uit.'
Marijke Arijs
Zes jaar geleden gooide Laurent Binet (43) hoge ogen met HhhH. Die spectaculaire debuutroman over de aanslag van twee Tsjechische verzetsstrijders op de SS'er Reinhard Heydrich werd bekroond met de Prix Goncourt du Premier Roman. In De zevende functie van de taal, bekroond met de Prix Interallié, laat hij de Franse intellectueel Roland Barthes vermoorden. Van de Tweede Wereldoorlog naar het Frankrijk van Mitterrand, het is voor Binet maar een kleine stap.
Roland Barthes overleed op 25 februari 1980 nadat hij was aangereden door een bestelbusje. Waarom denkt u dat hij is vermoord?
'Twee dingen leken me een geschikt uitgangspunt voor een detectiveroman: Barthes kwam van een diner bij François Mitterrand, een buitengewoon machiavellistische figuur, en had geen papieren of sleutels bij zich. Bovendien was hij een semioticus. De tekenleer houdt zich bezig met tekens en aanwijzingen en is dus bij uitstek de wetenschap van Sherlock Holmes, een semioticus avant la lettre.'
De hoofdverdachten zijn beroemde intellectuelen als Bernard-Henri Lévy, Philippe Sollers, Michel Foucault. Dat is bepaald geen kattenpis.
'Dat was nu eenmaal de entourage van Barthes. Vanaf het moment dat ik zijn dood als verdacht besloot te beschouwen, viel de verdenking automatisch op zijn vrienden en kennissen.'
Behalve de intellectuele scène lopen we het hele politieke wereldje tegen het lijf. Die twee gaan blijkbaar goed samen.
'Dat is een Franse traditie die al minstens sinds Lodewijk XIV bestaat. Het is bijvoorbeeld heel gewoon dat een president een schrijver opbelt om hem uit te nodigen voor de lunch. Ik ben ooit uitgenodigd door Sarkozy. Die vindt mij nu een verwaande kwast, omdat ik zijn uitnodiging heb afgeslagen, maar ik had geen zin om zijn reactionaire politiek te steunen.'
Misschien zijn de functies van de taal niet het meest sexy onderwerp voor een roman.
'Misschien niet, maar als je het hebt over de performatieve functie, die ervoor zorgt dat woorden in daden veranderen, wordt het al veel interessanter. De macht berust bij degene die bevelen geeft en gehoorzaamheid weet af te dwingen, en dat doe je met woorden. De invloed van literatuur is moeilijker in te schatten, maar verhalen hebben nog altijd veel impact. Het heeft veel met retorica en ideologie te maken. Denk maar aan de Amerikaanse soft power. De mentaliteit van een groot deel van de wereldbevolking wordt gevormd door Hollywoodfilms en Amerikaanse series. En dat Obama en Hollande zijn verkozen, komt door hun toespraken. Zonder woorden geen politiek.'
Wist u vanaf het begin waar u naartoe wilde?
'Ik wilde het over de macht van de taal hebben. Zo kwam ik op het idee van de zevende functie van de taal - het motief voor de moord. Officieel bestaan er maar zes functies, maar die zevende verandert taal in het ultieme wapen. Het vreselijke lot dat Philippe Sollers ondergaat had ik toen nog niet in gedachten. Dat is me ingefluisterd door mijn toenmalige vriendin, die het duidelijk niet op de schrijver begrepen heeft, want hij raakt zijn ballen kwijt.'
Waarom hebt u uitgerekend Sollers zo stevig aangepakt?
'Omdat hij een groteske figuur is. Zijn ijdelheid kent geen grenzen. Toevallig was hij een van de beste vrienden van Barthes, dus moest hij een centrale rol spelen in de intrige. En aangezien hij veel komisch potentieel heeft, heb ik dat geëxploiteerd. Los daarvan hou ik niet van zijn politieke weerhanerij. Eerst was hij maoïst, in 1995 stemde hij voor Balladur (centrumrechts presidentskandidaat, red.) en nu is hij paaps geworden. Afijn, het is me niet in dank afgenomen. Zijn vrienden hebben overal rondgestrooid dat ik een fascistisch, homofoob en vrouwonvriendelijk boek had geschreven. Er werd zelfs druk uitgeoefend op recensenten. De Belgische schrijfster Amélie Nothomb heeft zich de banbliksems van Sollers en de zijnen op de hals gehaald omdat ze zich lovend over mijn boek had uitgelaten.'
Semiotiek is één van de belangrijkste uitvindingen en een van de machtigste instrumenten die ooit door de mens zijn gesmeed, schrijft u. Is dat niet te veel eer?
'De semiotiek is een heel doeltreffende methode om de wereld te interpreteren. Ze vertrekt van het geniale postulaat dat de wereld tot ons spreekt omdat alles beladen is met betekenis. Het originele van Barthes was dat hij dingen zag die anderen niet zagen, in alledaagse dingen zoals reclameaffiches, de biefstuk op zijn bord, de inrichting van een restaurant of het design van een auto. Hij heeft meer invloed gehad dan je op het eerste gezicht zou denken. Barthes heeft ons analytisch vermogen gevormd. We zijn tegenwoordig allemaal een beetje Barthesiaans, zonder het zelf te weten: we zijn er ons terdege van bewust dat de vormgeving van een auto of de manier waarop we ons kleden niet onschuldig is, dat het iets betekent. We weten dat de dingen gecodeerd zijn en intuïtief proberen we ze te decoderen.'
Ondanks uw bewondering voor Barthes laat u uw rechercheur flink de draak met hem steken.
'Inspecteur Bayard valt natuurlijk niet met mij samen. Hij is een oude, reactionaire smeris, met heel andere politieke overtuigingen dan ik. Mijn schoonvader, een aanhanger van Chirac, heeft voor dat personage model gestaan. Bayard evolueert trouwens in de loop van de roman. Hij is niet zo dom en bekrompen als hij eruitziet.'
Wie semiotiek zegt, zegt Umberto Eco. Vandaar die vette knipogen naar 'De naam van de roos'?
'Ook mijn roman draait om een verloren manuscript waarvoor wordt gemoord. En het is logisch dat Umberto Eco, als semioticus en als vriend van Barthes, een grote rol speelt in het boek. Bovendien was het een mooi excuus voor een reisje naar Bologna. Naar Venetië ben ik gegaan omdat Philippe Sollers dol is op die stad, naar Napels louter voor mijn plezier, en de Amerikaanse Cornell University was belangrijk voor de French Theory. Alle professoren die ik in Ithaca heb ontmoet, hebben Foucault en Barthes persoonlijk gekend. Zij hebben me een heleboel scabreuze anekdotes verteld. Over Foucault bijvoorbeeld, die zich met zijn deur open staat af te trekken voor een poster van Mick Jagger, of die apestoned in een Amerikaanse homoclub zit, een collega opbelt en zegt: “Kom me halen, ik ben mijn Engels kwijt”.'
Die oneerbiedige aanpak zal wel veel kwaad bloed hebben gezet.
'Het doet niets af aan het genie van Foucault, voor wie ik veel bewondering heb. In die tijd frequenteerde hij geregeld homoclubs en -sauna's, daar maakte hij geen geheim van. Ik heb geprobeerd om ieder personage in zijn intellectuele eigenheid te portretteren. Wat Foucault in de roman zegt over de homoseksualiteit in het oude Griekenland, komt bijvoorbeeld regelrecht uit zijn Geschiedenis van de seksualiteit. Voor de dialogen heb ik allerlei citaten uit het werk van mijn personages zo gecombineerd dat ze dialogen vormden, als een puzzel. De roman krioelt van de tekens, aanwijzingen en verwijzingen. Het zijn er zoveel dat niemand ze er allemaal uit kan halen, maar dat hoeft ook niet per se. Als je hun werk niet kent, dan is er nog geen man overboord. Dan zul je het in dit boek wel léren kennen.'
In Amerika waren Derrida, Foucault en Deleuze absolute sterren, terwijl ze in Frankrijk amper werden gelezen. Hoe komt dat?
'Daarom heet het ook French Theory. Die werd door de secties Engels in de VS gebruikt om een machtsgreep te plegen, de zogenaamde linguistic turn. Als je uitgaat van de stelling dat alles gebaseerd is op taal, dan vallen geschiedenis, filosofie, psychologie en sociologie namelijk ook onder de afdeling Engels, die eerst het vijfde wiel aan de wagen was. En je hebt in de VS ook richtingen zoals gender studies, die veel aan Foucault, Lacan en co te danken hebben.'
Dat neemt niet weg dat Amerikaanse taalkundigen als Searle en Chomsky de schurft hadden aan Derrida. Is dat gekibbel onder professoren niet ontluisterend?
'Wel als het om opgeblazen ego's gaat, maar het geschil tussen Searle en Derrida over de performatief vind ik heel boeiend. Searle legt uit wat die functie inhoudt en dan komt Derrida en die zegt: ja maar, zijn we daar wel zeker van? Zoals gewoonlijk ondergraaft hij alle fundamenten van de theorie, zodat je aan het eind nergens meer zeker van bent. Niet dat ik altijd begrijp wat hij zegt, maar ik vind hem heel stimulerend. Het is nogal grof van Chomsky dat hij hem durft te verwijten dat hij onbegrijpelijk is, want zijn eigen taalkundige werken zijn ook niet bepaald glashelder.'
Als ik u zo hoor, moeten we die intellectuelen toch niet al te serieus nemen.
'Humor en ernst sluiten elkaar niet uit. Het is niet omdat mijn boek grappig is dat je het niet au sérieux moet nemen. Er is mij een gebrek aan respect verweten, maar een roman moet juist oneerbiedig zijn. Je mag nooit iets sacraliseren.'
Barthes geloofde niet in de roman en blijkbaar geldt dat ook voor u.
'Dat heb ik van de surrealisten geleerd. Paul Valéry zei ooit tegen André Breton dat hij nooit een zin uit zijn pen zou kunnen krijgen als “De markiezin ging om vijf uur uit”. Ik geloof niet in de realistische, psychologische roman, met een keurig begin, midden en einde. Dat type roman heeft voor mij afgedaan. Sinds Proust is het tijd voor iets anders. Een verhaal moet ook altijd een beetje een metaverhaal zijn.'
De verhouding tussen fictie en werkelijkheid is uw stokpaardje.
'Mijn twee romans gaan over die problematische relatie, maar allebei vanuit een andere invalshoek. In HhhH probeerde ik zo dicht mogelijk bij de historische werkelijkheid te blijven. Deze keer wilde ik de kloof tussen realiteit en fictie juist vergroten. Ik vertrek van waargebeurde feiten die niets met elkaar te maken hebben, zoals de dood van Barthes, de moord van Althusser op zijn vrouw, de aanslag in het station van Bologna in 1980 enzovoort, en die verbind ik dan met elkaar.'
Misschien moeten we de theorie van Derrida ook op uw roman loslaten.
'Ik heb me voor dit boek inderdaad geïnspireerd op het deconstructivisme van Derrida. Een object deconstrueren dat zichzelf deconstrueert, dat is precies wat ik geprobeerd heb te doen.'
Verberg tekst