Van de negen Vlaamse inzendingen voor de Gouden Strop schopte geen enkele het tot genomineerde. Toch moeten we ons nog niet echt zorgen maken over de Vlaamse thrillerproductie. John Vervoort houdt Pieter Aspe, die al wekenlang de bestsellerlijsten aanvoert, Luc Deflo, Piet Teigeler en nieuwkomer Bob van Laerhoven tegen de lat
PIET TEIGELER
Antwerpen is een droom voor thrillerauteurs. Er is de haven, waarlangs allerlei illegaal spul in en uit Europa kan gesmokkeld worden. Er is de diamantwijk, waar zowat eenvierde van de globale wereldopbrengst van deze dure steentjes verhandeld wordt. Er is het Falconplein en omgeving, waar je ongeveer alles kan krijgen wat je kan bedenken, maar waar de handelswaar niet altijd koosjer is.. Er zijn de typische woon-, werk- en uitgaansbuurten, denk aan de Seefhoek of de straten rond het Conincksplein, waar mensen van allerlei ras en stand samenleven. In Antwerpen ligt de inspiratie op straat. Wat heeft een schrijver van spannende boeken meer nodig? Piet Teigeler (1936), een voormalig journalist in de metropool, kent de stad en haar mentaliteit door en door. In 1995 begon hij met een mooie reeks politieromans rond adjunct-commissaris Carpentier en hoofdinspecteur Dewit. Dat hij Antwerpen kent, bewezen de titels van zijn eerste boeken: Een dode op Sint-Anneke of De koningin van de Vogelenmarkt is dood . Onlangs verscheen de zesde in de reeks: De zwarte dood . Het is zijn meest ambitieuze roman. De meeste van zijn vorige boeken hadden bescheiden maar degelijk uitgebouwde plots, maar in De zwarte dood trekt hij alle registers open. Bovendien blijft hij de elementen in zijn plot opstapelen. Dat doet hij in eerste instantie erg knap. Spijtig genoeg kan hij zijn boek niet het sterke einde geven waar het om vraagt, onder meer omdat hij te veel plotlijnen hij tot één geheel moet smeden. Het verhaal boet ook in aan geloofwaardigheid.
Alles begint met de moord op een nogal dubieuze advocaat. De man was de ideoloog van alles wat rechts, racistisch en autoritair is. De plot wordt vervolgens met volgende ingrediënten opgesmukt: aanbidders van het nieuwe heidendom of de Asatru-cultus, waar alles draait rond Thor en de zijnen, en bijgevolg een club die het ultra-rechtse gedachtengoed nogal genegen is, geheime agenten van Mobutu en Kabila, diamantsmokkel tijdens de bezetting, de verborgen schatten van de nazi's, de remake van het Ardennenoffensief, obscure maar levensgevaarlijke huurlingenlegers, biologische wapens (pestbacillen) die plots in Antwerpen opduiken, geheime sproei-installaties voor vliegtuigen, Afrikaanse tovenarij als terreurmiddel, nieuwe Belgische wapens die in Afrika worden getest op de bevolking, een scheutist die de mis opdraagt bij de redemptionisten, en het obligate overspel. Op het thuisfront waaien ook de nodige stormen over de speurders heen. Carpentiers vrouw moet een mogelijk kwaadaardige cyste aan de eileider laten verwijderen en Dewit weet niet goed of hij met zijn domme blondje wil trouwen of niet. Als klap op de vuurpijl komen op het einde ook Filip en Mathilde om de hoek kijken.
Kortom, pandemonium in Antwerpen. Bedenking van Carpentier: ,,Dit was New York of Chicago niet, dit was Antwerpen. Als er hier gemoord werd, dan was het uit passie of omwille van poen of wraak. In ieder geval omwille van makkelijk te begrijpen emoties. Niets te maken met duistere samenzweringen.''
De eerste helft van het boek wekt bewondering omdat Teigeler voortdurend nieuwe en verrassende elementen aan zijn plot toevoegt. Maar op het eind dreigt de complexe plot hem boven het hoofd te groeien, en verliest het boek alle geloofwaardigheid.
Maar De zwarte dood heeft ook veel positieve aspecten. De karakters bijvoorbeeld, die beheerst maar met veel inlevingsvermogen beschreven worden. Daarnaast beseft Teigeler dat suggestie dikwijls beter werkt dan een botte, frontale beschrijving. Hij weet wanneer hij pauzes in het verhaal moet leggen en wat hij moet vertellen. Zijn stijl is sober en degelijk. De zwarte dood had een hele mooie thriller en de voorlopige kroon op Teigelers werk kunnen worden.
BOB VAN LAERHOVEN
,,Drie mannen toastten met Dom Perignon op de mogelijkheid om miljoenen mensen om te brengen.'' Zo begint Mosk van Bob van Laerhoven. Toch niet weer een thriller waarin een gigantisch complot van enkele megalomane maniakken moet bestreden worden, denk je meteen. Maar inderdaad, Mosk draait rond de diabolische plannen, codenaam Operatie Sweep, van een advocaat, een geheim agent en de Belgische minister van Defensie (zijn voornaam is Leo, rings a bell ?). Uit de openingsalinea's vernemen we nog dat een ultrarechtse organisatie, de International Christian Control Group, de strijd wil aanbinden met islamitische fundamentalistische groepen als Hamas en Gia, want de Control Group is ervan overtuigd dat er ,,in de 21ste eeuw een formidabele strijd tussen het christendom en de islam ging losbarsten.'' Gelukkig gooit Van Laerhoven het in de volgende hoofdstukken over een andere boeg: degelijke plot, strak geschreven. Tot je te lezen krijgt, zo ongeveer in het midden van het boek, hoe de drie hun plannen gerealiseerd willen zien. Dan breekt je klomp. Bob van Laerhoven (1953) is een literaire duizendpoot. Sinds hij in 1985 opvallend debuteerde met de roman Nachtspel , die nogal obsessioneel rond zelfbevlekking draaide, heeft hij vele romans, maar ook verhalenbundels, reisverhalen, filosofische beschouwingen, theater, dagboeken en talloze artikels geschreven. Maar echt doorgebroken is hij nooit. Even zag het er nochtans wel naar uit. Eind jaren tachtig vielen zijn romans Het lange afscheid en De stenen wachter op. Hij was zelfs te gast in het praatprogramma van Adriaan van Dis. In 1996 verscheen Koperen Gaby . Daarna ging hij zich steeds meer als Kuifje gedragen. Verslagen van zijn vele avontuurlijke reizen verschenen in diverse tijdschriften. Zo reisde hij meerdere keren naar de Balkan toen het daar serieus hommeles was en kon de Thaise seksindustrie op zijn interesse rekenen. Ook herinner ik mij een verslag over zijn ervaringen met de Viagra-pil.
Samen met VRT-radiojournalist Hugo Marynissen publiceerde hij vorig jaar zijn eerste thriller: Dubbelspoor , gesitueerd in Zuid-Afrika. Genre en land moeten Van Laerhoven bevallen zijn want ook Mosk speelt in Zuid-Afrika.
De honderd bladzijden die volgen op de proloog zijn sterk. Daarin wordt vooral de nasleep verteld van een uit de hand gelopen studentengrap. De dochter van de advocaat uit de proloog vertelt aan twee vrienden dat haar ultieme seksuele fantasie een verkrachting is. Die droom willen haar vrienden wel helpen realiseren. Het loopt op een originele maar nogal pijnlijke manier uit de hand. Een van de jongens wordt letterlijk opgeblazen. De vaders zorgen ervoor dat een onschuldige zwarte jongen de schuld krijgt. Hij komt in de beruchte gevangenis van Robbeneiland terecht. Wanneer hij zes jaar later vrijkomt, wil hij de grootste bendeleider van Kaapstad worden en is hij vastbesloten om wraak te nemen op de drie rijkeluiskinderen.
Peter Declercq, ook al de speurder van dienst in Dubbelspoor , komt terecht in een onontwarbaar kluwen, waarbij de wraak van de bendeleider en Operatie Sweep met elkaar verweven worden. Ook dat doet Van Laerhoven meer dan degelijk. Maar wanneer de uiteindelijke bedoeling van het complot duidelijk wordt, verliest het verhaal nogal wat van zijn geloofwaardigheid.
Toch is Mosk een onderhoudende thriller. Van Laerhoven verwijst bijvoorbeeld op een speels-ondeugende manier naar feiten die politiek, pers en publiek de laatste jaren nogal bezig hebben gehouden. Zo duiken plots Atoma-schriftjes op, inderdaad van een voormalige defensieminister, Leo Vinckeslag. Daarin staat niets minder dan dat België mee verantwoordelijk is voor de aanslag op president Habyarimana en dus ook voor de Ruandese genocide. De karikatuur van de voorzitter van de Christelijke Burger Partij is vermakelijk. Van Puyendonk is corrupt als de pest, seksueel gefrustreerd, machtsgeil en meedogenloos. Er wordt ook verwezen naar de moord op een belangrijke Waalse politicus die ,,Dieu le Père'' wordt genoemd.
Van Laerhoven is duidelijk voorgoed verliefd op Zuid-Afrika. Maar hij sluit zijn ogen niet voor de gigantische problemen van het land. Zuid-Afrika kampt met een nooit geziene criminaliteit, armoede, sloppenwijken, drugs, en natuurlijk het racisme en de grote kloof tussen blank en zwart. Ook de kleine kantjes van zijn hoofdpersonages beschrijft hij met zichtbaar genoegen. Alleen zijn belangrijkste plotwending, Operatie Sweep, is niet geloofwaardig. Bij nader inzien heeft zijn plot Operatie Sweep niet eens nodig.
PIETER ASPE
Een recent Brits onderzoek wees uit dat ongeveer tien procent van de kinderen de verkeerde man met papa aanspreekt. Het krantenartikel gaf geen uitsluitsel of de moeders allemaal zwanger zijn geraakt in buitenechtelijke relaties, en hun echtgenoot in de waan laten dat hij de verwekker is. Maar het artikel gaf wel aanleiding tot die conclusie. Dat de klassieke gezinsstructuur in deze postmoderne tijden onder druk staat, zal elke socioloog beamen. Veel gezinnen hebben een organigram dat ingewikkelder is dan dat van een multinational. Wie een stamboom zou willen samenstellen van de familie uit Pieter Aspes nieuwe thriller Blauw bloed , zal nogal moeten puzzelen. De centrale figuur heet Leona Vidts. Zij had drie relaties met mannen waaruit vier kinderen werden geboren. Welke man de vader is van welke kinderen blijft lang onduidelijk. En het blijft ook lang onduidelijk of de diverse mannen en kinderen zelf weten wie hun verwekker of nazaat is. Wanneer je de ontknoping van het drama nadert, duikt er plots een vierde mogelijke vader op. Die blijkt van koninklijken bloede. Van In, de vaste speurder in Aspes boeken, wordt zelfs door de koning ontvangen. Ook het gekroonde hoofd speelt een prominente rol in dit kluwen van relaties, affaires en verhoudingen. Het kan haast niet anders of Aspe heeft zich laten inspireren door de Delphine-affaire.
Van In zelf zegt dat hij midden in een Grieks drama terecht is gekomen. Ergens anders wordt gemeld dat het leek ,,of Shakespeare uit de dood was opgestaan en om den brode een moderne intrige had verzonnen, iets als Macbeth maar dan met minder woorden''. Aspe trekt inderdaad alle registers open: godsdienstwaanzin, vrijmetselaars, dreigbrieven met bijbelcitaten die veelvuldig verwijzen naar ,,Het zaad'' en ,,De dood'', protagonisten die solliciteren voor een eeuwigdurende sessie bij een psychiater, de ontvoering van de geliefde van Van In, en een heuse literaire moord: iemand wordt bedolven onder een stapel boeken. Geen stationsromannetjes maar kanjers van religieuze en filosofische traktaten zoals De civitate rei van Augustinus. Bedenking van Versavel, de trouwe assistent van Van In: ,,Kan een katholiek zich een mooiere dood wensen dan stikken met het gedachtegoed van een kerkvader op zijn borst?''
Blauw bloed gaat gebukt onder een uitpuilende plot zodat de lezer zijn weg meermaals dreigt te verliezen. Aspe verwart spanning met ingewikkeldheid. Blauw bloed is als geheel minder dan de afzonderlijke delen. Sommige scènes blijven hangen. Zo wordt Hannelore Martens, de vrouw van Van In, ontvoerd door de man die in het centrum van het drama staat. Hij is een oude geliefde van Hannelore die danig in de knoop ligt met zijn verleden. De confrontaties tussen Hannelore en haar ontvoerder worden voorbeeldig uitgewerkt. Zo zijn er nog wel scènes waaruit het meesterschap van Aspe blijkt. De voorbeelden zijn legio: de hierboven beschreven literaire moord, het gesprek tussen Van In en de koning, de irritatie van Versavel wanneer Van In zijn boekje weer eens te buiten dreigt te gaan, Van Ins paniek bij de vermeende ontrouw van zijn vrouw, de godsdienstwaanzinnige die de hele avond voor de ingang van een abortuskliniek staat te bidden.
Maar spannend is het boek niet echt. Het verhaal heeft te veel losse draden die geen andere functie hebben dan de plot complex en ondoorzichtig te maken. Zo verwijst Aspe ergens naar een waargebeurde maar nooit opgehelderde misdaad die destijds nogal wat stof deed opwaaien. In 1957 werd op het strand in Lombardsijde een vrouwenlijk gevonden. In de geruchtenmolen rond de zaak werd ook de naam van een zekere prins A. genoemd. Maar Aspe doet te weinig met dat intrigerende gegeven.
Het is een misvatting dat thrillers beter worden naarmate ze complexer zijn. Aspe verwijst naar Shakespeare; het mooie motto van Blauw bloed : ,,One may smile and smile, and be a villain'' (Dat iemand die maar glimlacht, steeds maar glimlacht, een schurk kan zijn), komt uit Hamlet . Maar de plots van Shakespeares grote drama's zijn zo helder dat je ze inéé n regel kan samenvatten.
Aspe zadelt de personages van de getergde familie op met de meest diverse problemen. De ene is een opportunist, iemand anders is blind, een derde heeft een gezicht dat ontsierd wordt door een afschuwelijk litteken, weer iemand anders raakte in de prostitutie. Ondanks al dat leed komt geen van hen echt tot leven. Gelukkig blijven Van In, Versavel en de andere vaste karakters wel boeien. De paradox is dat de Aspes plots complexer maar oninteressanter worden, terwijl de hoofdpersonages, die ook met elk nieuw boek aan complexiteit winnen, juist intrigerender en aantrekkelijker worden. Van In maakt het zijn tegenspelers niet gemakkelijk. Versavel verdraagt de nukken van zijn baas steeds minder en het huwelijk tussen Van In en Hannelore maakt een diepe crisis door. Maar gelukkig blijft de Duvel rijkelijk stromen.
LUC DEFLO
Bij de bekendmaking van de genomineerden voor de Bruna Gouden Strop 2000 in Amsterdam begon juryvoorzitter Menno Schenke met een citaat uit Bevroren hart , de nieuwste thriller van Luc Deflo, een boek dat overigens niet werd genomineerd. Gevoelige lezers wil ik waarschuwen, want qua functionele gruwel kan het citaat tellen: ,,Zonder veel poeha liet ze het nagenoeg platte maar puntige lepeltje met de achterkant tegen Versavels neusbeen rusten en stootte het vervolgens met een felle ruk in haar rechter oogkas. Ze gebruikte het lepeltje, dat nu achter de oogbal geklemd zat, als hefboom en verhoogde langzaam de druk totdat er een kleine opening ontstond waarin ze vliegensvlug het gekromde schaartje priemde en, met de punt van de tong op haar onderlip rustend, razendsnel een aantal keer knipte. De zesde keer was het raak. Door de aanhoudende druk floepte het oog uit de oogkas en plofte op het tapijt.'' Dit fragment, zo vertelde Schenke, is de uitzondering op de regel. ,,De regel is deze: de meeste Vlaamse en Nederlandse misdaadauteurs hebben, zo leerde de jury die 44 romans onder haar leeslampje legde, een broertje dood aan excessief geweld. In een tijd, waarin de term zinloos geweld voor iedereen een begrip geworden is, moet je in de Nederlandstalige thriller zoeken naar een sadistische marteling of een rituele moord.'' Maar Luc Deflo durft dus nog ouderwets uithalen. Hij smeert de martelscène van een ,,zwaar hijgende brok mens'' door de psychopaat van dienst uit over verscheidene bladzijden. Dat hij zijn research grondig heeft gedaan en de lezer daar graag deelgenoot van maakt, blijkt uit hoofdstuk negen, waarin omstandig wordt uitgelegd wat het verschil is tussen een massamoordenaar, een seriemoordenaar en een psychopaat.
Luc Deflo (1958) debuteerde vorig jaar niet onverdienstelijk met Naakte zielen , een boek dat prompt werd genomineerd voor de Hercule Poirot-prijs voor de beste Vlaamse thriller. Ook daarin wordt flink en redelijk gruwelijk gemoord. Maar de opbouw en de structuur van het verhaal zijn origineel en enigszins gedurfd. Al vrij vroeg worden de identiteit en de motivering van de moordenaar verklapt, maar toch blijft het verhaal spannend. In Bevroren hart gebruikt hij grofweg hetzelfde procédé.
Onderzoeksrechter Jos Bosmans en inspecteur Dirk Deleu worden naar een Mechelse flat geroepen waar een vrouwenlijk is gevonden in de badkuip. Met het lijk blijkt nogal wat mis te zijn. De vrouw is niet vermoord in het bad, want er is amper bloed te vinden; een stukje opperhuid, waarschijnlijk een tatoeage, werd verwijderd; de oogkassen zijn leeg; alle tanden ontbreken; de schedel werd ingeslagen en de keel overgesneden. Na onderzoek komt de anatoom-patholoog met een echte onthulling: het lijk is ingevroren geweest. Bosmans en Deleu zitten met de handen in het haar.
Geen nood, want Nadia Mendonck komt het team versterken. Deleu, ,,die zijn wangen voelde gloeien'' wanneer hij haar voor het eerst ontmoet, ziet dat Nadia een echte knock-out is. Tegelijk is Nadia een pitbull. Nog voor Bosmans haar goed en wel heeft kunnen voorstellen, deelt ze aan de verbouwereerde speurders mee dat ze zich een veertiental dagen heeft vastgebeten in de talrijke onopgeloste dossiers, en dat ze belangwekkende ontdekkingen heeft gedaan.
Later gaan Deleu en Mendonck samen op pad. Haar eerste vraag aan hem: ,,Ben jij homo, inspecteur?'' Waarop een pittig gesprek volgt waarin zij vertelt dat hij niet haar type is, dat ze wel houdt van puur fysieke seks, dat ze het nog nooit met een neger gedaan heeft en dat ze een vent heeft, ,,een getatoeëerde stempelaar die op dit eigenste ogenblik waarschijnlijk halflazarus in zijn stamcafé over de kicker hangt.'' De kicker is, voor alle duidelijkheid, een tafelvoetbalkast. Haar getatoeëerde vriend komt trouwens kort daarna bij een ongeval om. Gelukkig is Deleu in de buurt om haar op te vangen. Romantiek, overspel en intriges binnen het politiekorps zijn niet veraf.
Erg realistisch kun je dit allemaal niet noemen. De clichés volgen mekaar in hoog tempo op. Soms gaat Deflo ook stilistisch uit de bocht. Zo wordt iemands gezicht een ,,melkboerachtige kippenkwekerstronie'' genoemd. Iemand anders heeft een ,,ruimbemeten mond''. De plot is doordacht maar niet erg eenvoudig, want er volgen nog wat moorden, er wordt hier en daar financieel gesjoemeld (Deflo werkt in de banksector) en natuurlijk zijn er ook politici bij betrokken.
Bevroren hart is het ,,moeilijke'' tweede boek. Deflo's debuut was, zeker binnen het Vlaamse thrillermilieu, een aangename verrassing. Verrassen doet Bevroren hart nauwelijks. Het boek drijft te veel op oude ideeën en mist vooral finesse en suggestie. Daarnaast probeert Deflo zijn vaste figuren een leven naast het speuren mee te geven. Er worden kinderen geboren, een collega moet wennen aan zijn nieuwe leven in een rolstoel. Maar Deleu en vooral Bosmans blijven te veel sjablonen en worden te weinig karakters. Als Deflo een reeks rond die twee wil uitbouwen, moet hij zijn speurders meer diepte geven.
Verberg tekst