Rond 1120 is Brugge een zich ontwikkelende stad, onder het bewind van graaf Boudewijn van Vlaanderen. Diens hofmeester Evrard profiteert handig van de groeiende welvaart. Zijn enige dochter Mathilde huwelijkt hij uit aan de neef van de kanselier, ridder Walter, die een impotente bruut blijkt te zijn. Zij zoekt steun bij haar jeugdvriend Robrecht, die priester is geworden. De aantrekkingskracht die zij op hem heeft wil hij per se weerstaan. Als ridder Walter met o.a. zijn oom en schoonvader de nieuwe graaf, Karel de Goede, in 1127 uit de weg ruimt, brengt hij rampspoed over zichzelf en Evrards gezin. Terwijl zij gestraft worden, geeft Robrecht toe aan zijn liefde voor Mathilde. Dit is het eerste deel van een romanserie over Brugge in de Middeleeuwen, die deels op feiten is gebaseerd. De Vlaamse journalist (1939) en schrijver van historische romans, geeft hier weer een bijzonder kleurrijk en reëel beeld van het middeleeuwse Vlaamse leven en de politiek. Maar dat brede, levendige palet gaat hier ten koste van de verhaallijn, terwijl de karaktertekening oppervlakkig blijft. Met stamboom en noten. Normale druk. Omslagportret in kleur van Karel de Goede. Verberg tekst