Nu het stof van de verkiezingen is gaan liggen en de (nieuwe) regeringen weer volop aan het werk zijn, is het hoog tijd om ons te buigen over drie recent verschenen boeken over politiek. Twee ervan gaan over onze staatsinrichting: Handboek voor de koning van Robert "Gloednieuwe fundamenten gieten lukt maar zelden. Daarvoor zitten de oude fundamenten te verankerd in de grond... Padafhankelijkheid heet zoiets in het politicologische jargon" en "Ook de jaren negentig worden gekenmerkt door een stap-na-stap-benadering en in die zin is het moeilijk om over een werkelijke trendbreuk te spreken". Het zijn typische passages uit de uiterst ambitieuze en zeer verdienstelijke essaybundel Schijn of scharnier, waarin 22 -- opvallend veel jonge -- onderzoekers verbonden aan de Universiteit van Gent op zoek gaan naar trendbreuken in de lokale, Belgische, Europese en internationale politiek in de jaren '90. Dat zo'n aartsmoeilijk en breed thema tot een succesvolle publicatie heeft geleid, heeft alles te maken met de geïntegreerde aanpak van de Gentse Vakgroep Politicologische Wetenschappen, waar steeds wordt gestreefd naar het leggen van horizontale kruisverbanden doorheen de verschillende specialismen. Bovendien -- en dat heeft allicht te maken met de figuur van Helmut Gaus, historicus én voorzitter van de vakgroep Politicologie -- is er fundamentele aandacht voor de langetermijninvalshoek, die zo vaak ontbreekt bij politicologen. De auteurs stellen de zaken scherp in de inleiding: "Doel is het heden zijn absoluut karakter te ontnemen en te relativeren als een tijdelijke uiting van historische processen". Na de sombere jaren '80, kregen tijdens de jaren '90 heel wat gebeurtenissen het etiket 'historisch' opgeplakt: de val van de Muur, de hereniging van Duitsland, de informaticarevolutie, de globalisering, het Verdrag van Maastricht, het Agustaschandaal, de Burgermanifesten, de Witte Mars, Zwarte Zondag... Die gebeurtenissen of trends worden in het heetst van de strijd vaak als breuklijnen voorgesteld. Bij nader inzien en na wat tijd blijken heel wat van die scharniermomenten slechts schijntrendbreuken. De rode draad doorheen dit boek is dan ook: alles vloeit, er zijn weinig revoluties, nieuwe trends zijn steevast in het verleden geworteld.
De dertien artikels van dit boek kunnen op twee niveaus worden gelezen. Op individueel vlak vormen ze alle een waardevolle bijdrage tot de politieke geschiedenis. Voor lezers die verbanden willen zoeken, is er de achterliggende verhaallijn over de trendbreuken. De essays -- geschikt van lokaal naar mondiaal -- gaan over de volgende thema's: trends en trendbreuken bij de Vlaamse gemeenteraadsverkiezingen in de jaren '90, de burgerbetrokkenheid op lokaal vlak, de evolutie in het partijlandschap en de verhouding tussen burger en overheid, de arbeidsverhoudingen en de rol van de vakbonden, het concept van de 'Derde Weg', de Europese integratie, de uitbreiding van de Europese Unie naar het Oosten, van wereldorde naar wereldwanorde in de jaren '90, de financieel-economische mondialisering, de theorievorming over de wereldpolitiek (constructivisme, postmodernisme...), het internationaal terrorisme en het toenemende nationalistische taalgebruik. In het afsluitende artikel stelt Kondratieff-adept Gaus vragen bij drie belangrijke zogenaamde trendbreuken. De uitverkoop van de staat, de implosie van het communisme en de opkomst van extreemrechts zijn volgens hem cyclische fenomenen die even spontaan zullen verdwijnen als ze gekomen zijn.
Dit rijke, gelaagde boek vertoont ook enkele belangrijke gebreken. Ten eerste ontbreekt een register, waardoor het boek als naslagwerk veel van zijn waarde verliest. Ten tweede is er het probleem van de toegankelijkheid en laagdrempeligheid. De auteurs stellen in hun inleiding dat ze "18-jarige studenten voor ogen hadden" en dat ze "getracht hebben het academische jargon zoveel mogelijk af te gooien en een zeer toegankelijk verhaal te brengen". Het inleidende theoretische stuk over 'trendbreuken' is bv. uitermate hermetisch en specialistisch, er is voor het goed begrip van haast alle artikels wel degelijk een stevige voorkennis vereist, het boek barst van de afkortingen, literatuurverwijzingen tussen haakjes en allerlei interne verwijzingen die de leescadans verstoren, én vele auteurs gebruiken nodeloos ingewikkelde zinsconstructies. Ten slotte ontbreekt een syntheseartikel aan het einde van het boek. Dat was nochtans nuttig geweest omdat er zeer belangrijke nuances aan te brengen zijn bij het nogal monolithische uitgangspunt van het boek ("veel schijn, weinig scharnier"). Zo stellen de auteurs van het artikel over de Belgische politiek tijdens de jaren '90 dat "de binnenlandse lucht zwanger was van grote analyses, hoge woorden, plechtstatige voornemens en roemrijke verklaringen", maar dat "ondanks alle retoriek de deur van de jaren negentig finaal in het slot viel zonder noemenswaardige breuken in bestaande ontwikkelingslijnen". De auteurs van het artikel over de mondiale politiek daarentegen hebben het over een "transitie naar een wereldwanorde door het gelijktijdig samenvallen van vier cyclische trends... de ijkpunten, de zekerheden verdwenen die de stabiliteit van de wereldorde handhaafden". Hier worden de jaren '90 wel degelijk als een "scharnierperiode" opgevoerd. [Gunter Bousset]
Hide text