Achttien is ze, u weet het vast nog wel, als Françoise Sagan in 1954 opzien baart met de roman 'Bonjour tristesse' waarin Cecile terugkijkt op die zomer aan de Côte d'Azur die een einde zou maken aan haar onschuld en haar luxe, onbekommerde puberleventje. Ze maakt kennis met een zekere droefheid die haar 'van de anderen gescheiden houdt'. Het boek stond en staat op menig boekenlijst, ook op de mijne, al herinner ik me er niet veel meer van, of louter de sfeer: het mondaine, cabriolets, eenzaamheid, aftastend kennismaken met de liefde en een zekere wereldvreemdheid.
We vinden het terug in 'De hoeken van het hart' die, een slordige twintig romans later, Sagans laatste zou worden. Voorzover wij dat kunnen weten althans. Want misschien waren het wel twee romans. Of moest het toch het scenario voor een speelfilm worden? Het was haar zoon, Denis Westhoff, die het manuscript in Sagans nalatenschap vond "slechts bijeengehouden door een plastic ringband - zo een die studenten voor hun scriptie gebruiken - en bestond uit twee delen: het eerste was 'De hoeken van het hart' en het tweede had als titel 'Het verslagen hart'". Die twee delen, het moet gezegd, verschillen aanzienlijk van elkaar. En om dan maar meteen met de deur in huis te vallen: het viel me zwaar me door die eerste hoofdstukken heen te worstelen.
Aanvankelijk dacht ik dat het louter aan de stroeve vertaling (én slordige redactie!) lag, maar na herlezing van Westhoffs inleiding vraag ik me af of dat tweede deel niet alleen beter vertaald - er staan twee vertalers op de rol: Saskia Taggenbrock en Martine Woudt - maar ook beter geschreven is. Westhoff heeft de roman 'voltooid' en het is de vraag hoe Sagan dat zelf zou hebben gedaan, áls ze het al zou hebben gedaan.
Het verhaal: drie jaar nadat Ludovic Cresson bij een auto-ongeluk ternauwernood aan de dood ontsnapt is, keert hij terug naar het landgoed van zijn vader Henri, bijgenaamd 'de gewiekste gier', en de sarcastische Sandra, diens huidige vrouw. Zijn eerste vrouw, Ludovics moeder, stierf in het kraambed. Spat het glazuur al van uw tanden?
Op het landgoed bevinden zich ook klap- en hoerenloper Philippe, Sandra's broer, en Ludovics vrouw Marie-Laure. Op de eerste pagina treffen we het echtpaar op een bankje, ieder op een hoek, voor het protserige landhuis. De smakeloosheid ervan laat ze koud. Lelijkheid, zo lezen we, "laat zich vaak makkelijker aanschouwen dan schoonheid en harmonie, die tijd kosten om te staven en te bewonderen. In elk geval leken Ludovic en zijn vrouw Marie-Laure volkomen onverschillig tegenover deze bouwkundige ratjetoe. Bovendien keken ze niet naar elkaar, ze negeerden hun huis en keken naar hun voeten. Hoe mooi hun schoenen ook zijn, mensen die niet naar een gezicht of een omgeving zoeken om hun ogen op te richten, hebben iets hulpbehoevends". Lelijk, ja.
Marie-Laure houdt niet van haar man (zomin als de rest van het gezelschap) en had maar wat graag de rol van rijke weduwe gespeeld, maar hij kwam dus terug, deze Ludovic, eerst uit het hospitaal en ten slotte uit het gekkenhuis. Omdat de artsen niet konden geloven dat de man genezen was, werd hij gek verklaard en ging van inrichting naar inrichting. Ten onrechte, want eenmaal gestopt met de medicatie blijkt hij ook geestelijk kerngezond, al gelooft niemand daar in.
Om wereldkundig te maken dat Ludovic toch normaal is, wordt er een groot feest gegeven en maakt ook weduwe Fanny, moeder van Marie-Laure, in het tweede en betere deel van de roman, zeg maar in 'Het verslagen hart', haar opwachting. Zij is de enige die ziet dat Ludovic weliswaar onvolwassen is en naïef maar, anders dan de rest van het gezelschap, verre van idioot.
Er ontstaat iets moois tussen Fanny en haar schoonzoon met een kus aan de piano. De volgende dag lijkt hij "in niets meer op de jonge, weerloze en gelukkige minnaar van de dag ervoor. Hij was weer teruggetrokken, wanhopig en plotseling volwassen, maar volwassen zoals verdriet volwassen kan maken, dat wil zeggen alsof je opgesloten zit in een hoek van de kamer, van het leven, met je rug naar de mogelijkheden van de toekomst; alleen, altijd alleen, hij was alleen. Gisteren had hij aan die eenzaamheid menen te ontsnappen, maar nu hij al aan haar gehecht was, had hij geen enkele tegenwoordigheid van geest meer." En zo keert Sagan terug naar het thema uit haar debuut: verdriet dat zowel volwassen maakt als eenzaam.
Als ook Henri, Ludovics vader, zijn oog op Fanny laat vallen, dreigt de roman zich tot (een bij vlagen amusante) komedie te ontpoppen met een plotselinge bijrol voor een hond. Gelukkig keren we terug naar Fanny en haar 'verboden' maar oprechte liefde. Na een lange liefdesnacht merkt ze dat Ludovic is vertrokken. Even is ze gekwetst omdat "hij haar had 'durven' verlaten. En daarin herkende ze, terwijl ze geeuwde en zich uitrekte, de bezitterige tekenen van de liefde. Ze herhaalde voor zichzelf: 'Wellicht, wellicht,' in een poging haar gevoelens te benoemen, maar ze voelde slechts welbehagen en de vermoeidheid van haar lichaam." Met dit soort beschrijvingen van de liefde wist Sagan me te nog te raken in deze grillige Unvollendete.
UIT 'De hoeken van het hart'
Ze kleedde zich met zeer veel zorg in een jurk waarvan ze wist dat die voor haar was gemaakt door een couturier die niet van vrouwen hield, maar dankzij deze jurk wel die indruk had kunnen wekken. Het stond haar echter tegen zich te wassen en daarmee, op de rand van een badkuip, de geur van haar minnaar vermengd met de hare prijs te geven. En toen ze de trap afliep om La Cressonnade aan het ontbijt te treffen, verbaasde noch bekommerde ze zich over de vele complimenten waarmee ze onthaald werd. Ze amuseerden haar eerder als iets wat vanzelf sprak. Ze lachte geen enkele maal vriendelijk naar Ludovic, die achter zijn stoel stond, gebronsd, bruin, rood, met grote ogen, zijn mond halfopen, zijn lichaam overhellend, zijn oogopslag weer monter onder haar blik.
Vert. S. Taggenbrock en M. Woudt Meulenhoff; 214 blz. € 20.
Hide text