Het bewijs van mijn onschuld
Het bewijs van mijn onschuld
Details
445 p.
Reviews
De Standaard
Naar aanleiding van de publicatie van zijn nieuwe roman, Het bewijs van mijn onschuld , liet Jonathan Coe in de Britse krant The Guardian optekenen dat hij niet meer zo cynisch is over mensen, dat hij niet meer zo verwaand is en dat hij zijn eigen personages niet meer zo snel veroordeelt als dertig jaar geleden toen hij met Het moordend testament zijn eerste belangrijke literaire prijzen in de wacht sleepte.
De wereld heeft wellicht weinig nood aan nog meer mensen die nooit twijfelen aan hun eigen opvattingen en al helemaal niet aan meer cynisme, maar die toen dertigjarige verwaande cynicus was wel een heerlijk scherpe en spitante schrijver. Het fileermes waarmee Coe in Het moordend testament de Thatcher-jaren te lijf ging, is sindsdien roman na roman steeds een beetje botter geworden. Hoewel de literaire vakman in de daaropvolgende jaren vaak genoeg boeken vol rake humor bleef afleveren, leek het vuur van zijn verontwaardiging toch stilletjes te doven. Dat werd pijnlijk duidelijk in Klein Engeland , Coes Brexit-roman die zo verzoenend en verbindend probeerde te zijn dat hij nog nauwelijks een afrekening met de politieke mores van onze tijd genoemd kon worden.
Dat Coe juist nu zijn toegenomen mildheid erkent, is opmerkelijk. Met zijn nieuwe, als entertainende cosy crime verpakte verhaal over een linkse blogger op een rechtse conferentie legt hij de polarisatie onder de literaire loep en levert hij voor het eerst in lange tijd opnieuw een roman af die enigszins aansluit bij de satire die hij ooit zo vakkundig bedreef.
Calimerocomplex
Het moordmysterie in Het bewijs van mijn onschuld speelt zich grotendeels af tijdens de ambtsperiode van Liz Truss. Hoewel Coe zich nog vrij vergevingsgezind opstelt tegenover de kortst zittende premier uit de Britse geschiedenis is hij dat een stuk minder voor de fictieve (maar niet onrealistisch geschetste) extreemrechtse pressiegroep die weegt op haar beleid. Coe voert die mensen op als (letterlijk) moorddadig conservatief tuig dat zich wil verrijken door de nationale gezondheidszorg te privatiseren.
Met het hem kenmerkende gevoel voor humor, zelfrelativering en precisie legt Coe de tegenstrijdigheden en onzinnigheden bloot in het discours van de zich onmachtig wanende machtigen. Coe, al jarenlang lid van de zogenoemde progressieve, culturele elite, weet als geen ander hoe beperkt de macht is die haar door bepaalde politici wordt toegedicht. Hij doorprikt vrolijk hun calimerocomplex.
Vormelijk keert de schrijver met de zelf-bewuste genreswitches van Het bewijs van mijn onschuld terug naar een speelsheid die hij de laatste jaren iets te vaak voor toegankelijkheid had ingeruild. Bovendien is hij een van de weinige literaire auteurs die zijn uitstapjes in de misdaadschrijverij maakt met oprecht respect voor het vak, en met heel veel vertelplezier.
Even snedig als in zijn beste jaren zal Coe wellicht nooit meer worden, maar ook aan een boek als Het bewijs van mijn onschuld merk je het bijzonder grote vakmanschap.
Vertaald door Dennis Keesmaat en Joris Vermeulen. De Bezige Bij, 448 blz., € 27,99 (e-boek € 14,99).
Humo (2)
**1/2
Waar waren we gebleven? In 'Bournville' gebruikte Jonathan Coe de Britse coronajaren als achtergrond voor zijn roman. Zijn volgende stop op de tijdlijn laat zich dan ook raden: de korte regeerperiode van Liz Truss, de enige premier met de dubieuze eer sneller te verflensen dan een krop sla. Een mislukking die nog eens kracht werd bijgezet door het verlies van het Britse symbool bij uitstek: de Queen. Zo kort en memorabel als de regeerperiode van Truss was, zo braaf en langdradig is de roman die Coe erbij schreef.
Eerst het goede nieuws. 'Het bewijs van mijn onschuld' is bij momenten bijzonder grappig en onderhoudend, met meer dan genoeg geestige Coe-isms om de anglofiele lezer zoet te houden. Met name wanneer Coe zijn pijlen op de Conservatieve Partij richt en haar politieke capriolen, begrijp je weer waarom hij als één van de beste chroniqueurs van deze tijd wordt beschouwd. Zo illustreert hij in een vermakelijk stukje, dat tegelijk spijkers met koppen slaat, hoe extreemrechts vandaag met de term 'woke' aan de haal is gegaan: 'Ze benaderden het woord op een manier waar Humpty Dumpty van Lewis Carroll trots op zou zijn geweest: woorden waren hun dienaren, ze konden er elke betekenis aan geven die ze maar wilden.'
Het minder goede nieuws is dat Coe zich ditmaal geroepen voelt om maar liefst dríé romangenres te parodiëren die 'op ondefinieerbare manier heel Brits zijn' en zich compleet verliest in dat literaire spelletje. In drie lange hoofdstukken krijgt de lezer opeenvolgend een scheut cosy crime, dark academia (bekend van Donna Tartt en haar 'Verborgen geschiedenis') en autofictie voor de kiezen. Vooral in het eerste deel trekt Coe alle registers open, met een monkelende detective, een geslotenkamermoord én als decor een statig landhuis waar de extreme vleugel van de Britse conservatievelingen zich heeft verzameld. Gaat het om een politieke afrekening? Een doofpotoperatie? Het moordmysterie blijkt, naarmate de roman vordert, vooral een alibi om alle vertrouwde stokpaardjes van stal te halen. Coes bitterzoete nostalgie naar het oude Engeland bijvoorbeeld, met zijn naoorlogse optimisme en unieke popcultuur. Coes onverholen satire ook, want opnieuw wordt bijna elk verhaalelement door de schrijver ingezet om Iets Te Zeggen over Mother England. Valt de populariteit van het cosy crime-genre bijvoorbeeld niet simpelweg te duiden als een gedeeld, nationaal verlangen naar orde in deze chaotische tijden? Coe beleeft zelf - wink, wink - duidelijk veel plezier aan zijn clever spelletje op metaniveau, maar die pret gaat helaas ten koste van de spanningsboog. En laat dat nu een doodzonde zijn in een whodunit.
Troostdoekje
Coes literaire spel maakt nog meer slachtoffers, onder zijn personages, die het zonder waarachtige fond moeten stellen. De krasse zestiger Coe probeert zich in zijn laatste roman met zeer wisselend succes in te leven in generatie Z. Om de lezer die nog nooit gehoord heeft van gen Z niet tegen de borst te stuiten opent hij zijn verhaal met een karakterschets die op het randje van het karikaturale balanceert. Zie hier een generatie die slaaf is van de smartphone, die wordt fijngemalen door de kapitalistische machine en pisnijdig is op die oude babyboomers die hen hebben opgezadeld met de Brexit en er geen zier om geven dat het land nu gestaag naar de afgrond marcheert. Het wordt zelfs een beetje gênant wanneer Coe zich op het ultieme terrein van gen Z begeeft: de sitcom 'Friends', hun 'troostdoekje-in-tv-vorm' en 'angsttherapie'. Gaf zo'n terugkerend motiefje, slim weggeplukt uit de populaire cultuur, vroeger nog vleugels aan zijn proza, dan lijkt het nu alsof de schrijver ChatGPT gevraagd heeft wat de jeugd vandaag zoal glamour vindt.
Het ziet ernaar uit dat niet alleen Groot-Brittannië, maar ook één van grootste chroniqueurs van dat land vandaag met een stevige identiteitscrisis worstelt. Coe handelt al decennialang in doorleefde satire, maar wat valt er eigenlijk nog te lachen met een natie die zichzelf voortdurend voor schut zet? Op welk punt overtreft de realiteit de satire?
'Het bewijs van mijn onschuld' bevestigt zo helaas wat de vorige romans van Coe al deden vermoeden: dat de schrijver, ooit nog tongue in cheek, de vinger aan de Britse pols, tegenwoordig steeds meer achter de feiten aan holt. Zijn slotpleidooi voor de roman als 'iets unieks, iets waarop je kunt vertrouwen' in woelige tijden valt dan ook maar magertjes uit. Natuurlijk geloof ik, net als Coe, dat romans de wereld kunnen veranderen. Maar of 'Het bewijs van mijn onschuld' herinnerd zal worden als zo'n roman? Twijfelachtig, indeed.
***
Waar waren we gebleven? In 'Bournville' gebruikte Jonathan Coe de Britse coronajaren als achtergrond voor zijn roman. Zijn volgende stop op de tijdlijn laat zich dan ook raden: de korte regeerperiode van Liz Truss, de enige premier met de dubieuze eer sneller te verflensen dan een krop sla. Een mislukking die nog eens kracht werd bijgezet door het verlies van het Britse symbool bij uitstek: de Queen. Zo kort en memorabel als de regeerperiode van Truss was, zo braaf en langdradig is de roman die Coe erbij schreef.
Eerst het goede nieuws. 'Het bewijs van mijn onschuld' is bij momenten bijzonder grappig en onderhoudend, met meer dan genoeg geestige Coe-isms om de anglofiele lezer zoet te houden. Met name wanneer Coe zijn pijlen op de Conservatieve Partij richt en haar politieke capriolen, begrijp je weer waarom hij als één van de beste chroniqueurs van deze tijd wordt beschouwd. Zo illustreert hij in een vermakelijk stukje, dat tegelijk spijkers met koppen slaat, hoe extreemrechts vandaag met de term 'woke' aan de haal is gegaan: 'Ze benaderden het woord op een manier waar Humpty Dumpty van Lewis Carroll trots op zou zijn geweest: woorden waren hun dienaren, ze konden er elke betekenis aan geven die ze maar wilden.'
Het minder goede nieuws is dat Coe zich ditmaal geroepen voelt om maar liefst dríé romangenres te parodiëren die 'op ondefinieerbare manier heel Brits zijn' en zich compleet verliest in dat literaire spelletje. In drie lange hoofdstukken krijgt de lezer opeenvolgend een scheut cosy crime, dark academia (bekend van Donna Tartt en haar 'Verborgen geschiedenis') en autofictie voor de kiezen. Vooral in het eerste deel trekt Coe alle registers open, met een monkelende detective, een geslotenkamermoord én als decor een statig landhuis waar de extreme vleugel van de Britse conservatievelingen zich heeft verzameld. Gaat het om een politieke afrekening? Een doofpotoperatie? Het moordmysterie blijkt, naarmate de roman vordert, vooral een alibi om alle vertrouwde stokpaardjes van stal te halen. Coes bitterzoete nostalgie naar het oude Engeland bijvoorbeeld, met zijn naoorlogse optimisme en unieke popcultuur. Coes onverholen satire ook, want opnieuw wordt bijna elk verhaalelement door de schrijver ingezet om Iets Te Zeggen over Mother England. Valt de populariteit van het cosy crime-genre bijvoorbeeld niet simpelweg te duiden als een gedeeld, nationaal verlangen naar orde in deze chaotische tijden? Coe beleeft zelf - wink, wink - duidelijk veel plezier aan zijn clever spelletje op metaniveau, maar die pret gaat helaas ten koste van de spanningsboog. En laat dat nu een doodzonde zijn in een whodunit.
Troostdoekje
Coes literaire spel maakt nog meer slachtoffers, onder zijn personages, die het zonder waarachtige fond moeten stellen. De krasse zestiger Coe probeert zich in zijn laatste roman met zeer wisselend succes in te leven in generatie Z. Om de lezer die nog nooit gehoord heeft van gen Z niet tegen de borst te stuiten opent hij zijn verhaal met een karakterschets die op het randje van het karikaturale balanceert. Zie hier een generatie die slaaf is van de smartphone, die wordt fijngemalen door de kapitalistische machine en pisnijdig is op die oude babyboomers die hen hebben opgezadeld met de Brexit en er geen zier om geven dat het land nu gestaag naar de afgrond marcheert. Het wordt zelfs een beetje gênant wanneer Coe zich op het ultieme terrein van gen Z begeeft: de sitcom 'Friends', hun 'troostdoekje-in-tv-vorm' en 'angsttherapie'. Gaf zo'n terugkerend motiefje, slim weggeplukt uit de populaire cultuur, vroeger nog vleugels aan zijn proza, dan lijkt het nu alsof de schrijver ChatGPT gevraagd heeft wat de jeugd vandaag zoal glamour vindt.
Het ziet ernaar uit dat niet alleen Groot-Brittannië, maar ook één van grootste chroniqueurs van dat land vandaag met een stevige identiteitscrisis worstelt. Coe handelt al decennialang in doorleefde satire, maar wat valt er eigenlijk nog te lachen met een natie die zichzelf voortdurend voor schut zet? Op welk punt overtreft de realiteit de satire?
'Het bewijs van mijn onschuld' bevestigt zo helaas wat de vorige romans van Coe al deden vermoeden: dat de schrijver, ooit nog tongue in cheek, de vinger aan de Britse pols, tegenwoordig steeds meer achter de feiten aan holt. Zijn slotpleidooi voor de roman als 'iets unieks, iets waarop je kunt vertrouwen' in woelige tijden valt dan ook maar magertjes uit. Natuurlijk geloof ik, net als Coe, dat romans de wereld kunnen veranderen. Maar of 'Het bewijs van mijn onschuld' herinnerd zal worden als zo'n roman? Twijfelachtig, indeed.
Knack
Jonathan Coe verpakt een politiek pamflet in een literair spiegelpaleis. Oftewel: Cluedo voor de meerwaardezoeker.
Phyl verveelt zich. Na haar studies in Newcastle is ze weer bij haar ouders ingetrokken. Overdag werkt ze in een sushiketen, ’s avonds herbekijkt ze afleveringen van Friends . Acht uur lang tonijn snijden en dan ontspannen met de fratsen van Joey en Chandler, meer behelst haar leven niet. Stiekem heeft ze schrijfambities. Ze dwaalt wel eens rond in de bibliotheek van haar vader, maar al die kasten vol vergeten auteurs verlammen haar: wie zit er in deze ongeletterde tijden nog op een bóék te wachten?
Maar dan komt Christopher logeren, een vriend van haar ouders. Christopher is een blogger die al jaren kritiek spuit op de conservatieven. Volgens de tory’s is hij een complotdenker, volgens zijn linkse aanhangers een klokkenluider die de verborgen agenda’s van extreemrechts blootlegt. Binnenkort woont hij een conservatieve conferentie bij – met de Brexit voltooid en Liz Truss als premier zijn de Tories ervan overtuigd dat hun neoliberale plannen moeiteloos uitgerold kunnen worden. Alleen beschikt Christopher over een geheim document waarmee hij ze een hak kan zetten.Maar zo ver komt het niet. Op de conferentie, die plaatsvindt op een oer-Engels landgoed, wordt Christopher vermoord. Dat is meteen de aanzet voor Phyls boek: een true-crimeverhaal waarin ze de dood van de betreurde blogger uitspit. In haar speurtocht botst ze op oude familiegeheimen, kwalijke koloniale geschiedenissen, mysterieuze manuscripten en Amerikaanse lobbygroepen die nergens voor terugdeinzen. Christopher had veel vijanden, maar wie o wie gaf hem de finale dolkstoot?Heeft de Engelse succesauteur Jonathan Coe een thriller geschreven? Ja en nee. Coe gebruikt het uitgewoonde genre van de misdaadroman als een vehikel om het te hebben over – even diep ademhalen – de erfenis van Thatcher, Brexit, covid, feminisme, woke, de teloorgang van de literatuur, massamedia, de verpaupering van de Britse burger, de funeste invloed van het neoliberalisme op de openbare dienstverlening, seksualiteit in genderfluïde tijden, de kracht van kunst, ecologie, Friends, nostalgie als verdienmodel en de opmars van het populisme. Het bewijs van mijn onschuld zit stampvol thema’s en Coe verpakt zijn verhaal ook nog eens in een postmoderne constructie: zijn thriller is een roman in een roman in een manuscript van een roman van een dubbelganger. In minder getalenteerde handen zou dit kluwen aan onderwerpen en genres in een clowneske warboel eindigen, maar Coe beschikt over voldoende metier om alle balletjes netjes in de lucht te houden. Het kon allemaal wat strakker – niet iedereen loopt wild van de ontstaansgeschiedenis van het Brits-Amerikaanse conservatisme – maar anderzijds krijg je dankzij Coe’s literaire spielerei wel waar voor je geld.