Dat onze oosterburen het genre van de 'Krimi' bijzonder appreciëren, hoeft geen betoog. De Duitse misdaadroman wordt voornamelijk in de vorm van misdaadseries op TV geëxporteerd. Maar 'der Krimi' reikt veel verder dan 'Derrick' en 'Der Alte'. Momenteel telt 'Syndikat', een vereniging van Duitstalige misdaadauteurs, meer dan 400 leden. Ook jonge fans van goedgeschreven misdaadverhalen met realistische inslag en psychologisch grondig uitgediepte portretten vinden hun gading, o.a. in het uitgebreide en kwalitatief hoogstaande oeuvre van Monika Feth, van wie een vierde roman, De meisjesschilder vertaald werd.
Beklijvende 'krimi's' voor de jeugd
Monika Feth werd geboren in het Duitse Hagen in 1951. Na haar studie literatuurwetenschappen aan de universiteit van Bonn, werkt ze een tijdje als journaliste. In 1983 krijgt ze voor het eerst een werkbeurs van het 'Deutscher Literaturfund'. Meer dan twintig jaar later kan Feth terugblikken op een uitgebreid en zeer divers oeuvre, wa…
Read more
Dat onze oosterburen het genre van de 'Krimi' bijzonder appreciëren, hoeft geen betoog. De Duitse misdaadroman wordt voornamelijk in de vorm van misdaadseries op TV geëxporteerd. Maar 'der Krimi' reikt veel verder dan 'Derrick' en 'Der Alte'. Momenteel telt 'Syndikat', een vereniging van Duitstalige misdaadauteurs, meer dan 400 leden. Ook jonge fans van goedgeschreven misdaadverhalen met realistische inslag en psychologisch grondig uitgediepte portretten vinden hun gading, o.a. in het uitgebreide en kwalitatief hoogstaande oeuvre van Monika Feth, van wie een vierde roman, De meisjesschilder vertaald werd.
Beklijvende 'krimi's' voor de jeugd
Monika Feth werd geboren in het Duitse Hagen in 1951. Na haar studie literatuurwetenschappen aan de universiteit van Bonn, werkt ze een tijdje als journaliste. In 1983 krijgt ze voor het eerst een werkbeurs van het 'Deutscher Literaturfund'. Meer dan twintig jaar later kan Feth terugblikken op een uitgebreid en zeer divers oeuvre, waarvan zowel prentenboeken, voorleesboeken, verhalen voor de eerste lezers, adolescentenromans alsook romans voor volwassenen deel uitmaken. Behalve (jeugd)romans schrijft Feth ook draaiboeken en verhalen voor radio en televisie. Hoewel Feth nog geen grote literaire prijzen in ontvangst mocht nemen, werd haar werk vertaald in meer dan zestien talen. Enkele verhalen maakten een geslaagde overstap van gedrukte versie naar het witte doek. Monika Feth debuteerde in ons taalgebied met twee psychologische romans: in 2000 verscheen Fee: we blijven altijd zussen, een jaar later gevolgd door Het blauwe meisje, beide bij uitgeverij Lannoo. In de eerste roman volgt de lezer de lijdensweg van Fee, die aan MPS (Mucopolysacharidose) lijdt, een stofwisselingsziekte die haar volledig uitput en uiteindelijk dement maakt. De zussen hebben een hechte band, en Claire komt Fees dood nauwelijks te boven. Slechts met vallen en opstaan leert Claire dat ze Fee moet loslaten, hoe moeilijk dit ook lijkt. In Het blauwe meisje lopen verschillende verhaallijnen door elkaar. Jana woont met haar ouders in de sekte 'De kinderen van de maan', waar het welbehagen van de groep primeert boven de behoeften van het individu. Als kritische adolescente overdenkt Jana de vele paradoxen en holle frasen in de preken van leidster La Lune. Als ze per toeval Marlon, een eenvoudige dorpsjongen, ontmoet, droomt Jana steeds meer van een leven buiten het bolwerk van wetten en regels. Opnieuw valt Feths grondige uitdieping van de karakters op, gecombineerd met het oproepen van filosofische vragen over liefde, vrijheid, verlangens: "Als je in een verkeerd leven vastzit, betekende dat ook dat je verkeerde verlangens opbouwt?". Antwoorden worden niet gegeven (voor zover dit al mogelijk zou zijn), Feth daagt de lezer betekenisvol uit en biedt tegelijkertijd ademruimte om zelf tot kritische reflectie te komen. Een geslaagde procédé dat mede de rijkdom van haar boeken bepaalt en de auteur met verve in De aardbeienplukker en De meisjesschilder herhaalt. Toch weet Het blauwe meisje nog niet helemaal te overtuigen. Bij Getrud, niet toevallig bibliothecaresse, vindt Jana een dankbaar luisterend oor voor haar verlangens en frustraties. De wijze oude vrouw leert haar de wereld van La Lune kritisch in vraag stellen, al klinkt de stem van de auteur nog te sterk door in dergelijke goedbedoelde raadgevingen. Ook het nogal bruuske einde, waar Jana samen met een doodziek kind probleemloos uit de sekte vlucht, neigt te fel naar het klassieke happy end en vormt geen waardige afsluiter voor deze indringende jeugdroman.
In De aardbeienplukker (Clavis, 2005) wordt Duitsland opgeschrikt door een reeks brutale misdaden. Hoofd-commissaris Bert Melzig zit letterlijk met de handen in het haar: ieder spoor naar de dader ontbreekt. Misdaadauteur Imke Thalheim zoekt info over lustmoordenaars voor haar nieuwste roman en komt bij de commissaris terecht. Maar de fictie in haar thrillers wordt werkelijkheid als Caro, de beste vriendin van haar dochter Jette, vermoord wordt. Tijdens Caro's begrafenis zweert Jette een dure eed: samen met boezemvriendin Merle zal ze Caro's moordenaar zoeken en laten arresteren. Maar Jette laat de moordenaar onbewust wel erg dicht naderen. Verrassend zijn de vele verwijzingen naar het schrijven van thrillers; via de figuur van Imke Thalheim gunt Feth ons een blik in haar interne schrijverskeuken. Een grondig uitgewerkt procédé, dat wegens zijn uniciteit in de wereld van het kinder- en jeugdboek aangenaam verrast. Het past perfect in Feths literatuuropvattingen. In een interview met de 'Rheinzeitung' zegt de auteur: "Für Kinder zu schreiben ist eine Herausforderung. Ich schreibe Bücher, die ich als Kind selbst gern gelesen hätte. Maxim Gorki soll gesagt haben, für Kinder müsse man schreiben wie für Erwachsene, nur besser. Ich glaube, dem ist nichts hinzuzufügen." Nu De aardbeienplukker vanaf het schooljaar 2006-2007 een vaste stek kreeg in de reeks Boekentoppers van uitgeverij Van In, lijkt Feths doorbraak in ons taalgebied definitief.
Terwijl Duitstalige lezers al kunnen genieten van Der Scherbensammler, ondertussen het derde boek over Jette en Merle, ligt bij ons De meisjesschilder in de boekhandel. Nadat Jette en Merle een beetje bekomen zijn van Caro's dood en de arrestatie van haar seriemoordenaar, zoeken ze een nieuwe kamergenoot. De komst van de sympathieke Mike en zijn vriendin Ilka verzacht de pijn van Caro's verlies. Maar al snel vallen Ilka's teruggetrokken houding en verregaande verlegenheid op. De lezer, die verschillende verhaallijnen volgt (Jette, Imke Thalheim, Ilka, commissaris Bert Melzig, de kunstschilder Ruben...) staat een stapje verder en weet dat traumatische gebeurtenissen (de dood van haar vader, de opname van haar moeder in een psychiatrische instelling en de incestueuze relatie met haar broer Ruben) het meisje getekend hebben. Als Ilka ontvoerd wordt, vrezen haar vrienden het ergste. Net als in De aardbeienplukker weet de lezer meteen wie de dader is. Spanning wordt dan ook niet opgebouwd door de detectiveachtige zoektocht naar mogelijke daders; wel het kat-en-muis-spel tussen de ontvoerder en inspecteur Bert Melzig enerzijds en Ilka's vrienden anderzijds verhoogt de spanningsgraad. Opnieuw gunt de auteur ons een grondige blik in de psyche van de misdadiger: "Ze zou Ruben er niet toe kunnen brengen haar vrij te laten. Ze zou hem niet eens duidelijk kunnen maken dat hij haar onrecht aandeed door haar daar vast te houden. Ruben was Ruben, en dat maakte hem gevaarlijk." Maar ook de andere personages worden naar goede gewoonte levensecht uitgewerkt. Feths rake typeringen winnen nog aan kracht, waardoor de betrokkenheid van de lezer nog toeneemt. Als Jette tijdens een eenzame actie de ontvoerder op het spoor komt, aarzelt ze geen seconde en gaat met gevaar voor eigen leven de confrontatie aan. Als hoogtepunt niet helemaal geslaagd: de nogal vrijblijvende manier waarop de ontvoerder Jette overmeestert en de ontsnappingspoging van Jette en Ilka werken geforceerd en doen afbreuk aan de geloofwaardigheid.
Nog meer dan in vorige romans profileert Feth zich als een begenadigd observator van gevoelens en stemmingen. De op het eerste zicht makkelijk leesbare thrillers herbergen een dreigende, nauwelijks merkbare ondertoon, die aandachtige en geoefende lezers vraagt: "[Ilka] liep door de rommelige gang en weer viel het haar op hoeveel ze van het huis hield. Het was niet bijzonder mooi of uitzonderlijk, niet modern maar ook niet zo oud dat er veel over te vertellen viel, het was gewoon een van de huizen van de wijk. Maar ze was er welkom. En daardoor werd het uitzonderlijk. Het was haar thuis, het stond altijd klaar om haar op te nemen en te beschermen. Was dat niet wat een huis moest doen? Was dat niet waarnaar ze verlangd had? Rust, bescherming en geborgenheid. Dat gaf het huis haar allemaal. Ze voelde zich daar veilig. Voor het eerst sinds lang." Dat dergelijk gevoel van veiligheid slechts een illusie blijkt, wordt nog op dezelfde bladzijde duidelijk. Haast als vanzelf glijdt de lezer in de sfeer en het ritme van het Feths verhalen. Het kunstig opbouwen van de spanningsboog, de knappe observaties en authentieke portrettering van de personages zorgen ervoor dat Feths werk niet alleen aangenaam leest maar ook echt beklijft. [Jürgen Peeters]
Hide text