Wanneer Tineke naar het eerste leerjaar gaat en de juf vraagt om in de kring over de vakantie te vertellen, doet Tineke het droevige verhaal van haar jongere broertje dat die zomer na een langdurige ziekte is overleden. Voor Patrick Somers en Katrien van der Grient een gelegenheid om in dit prentenboek in te gaan op het thema van de dood, op vragen die bij jonge kinderen met betrekking tot eindigheid en sterfelijkheid leven. De kleuren van de tekeningen, de kleren van de kinderen en de manier waarop de illustraties in het ijle blijven zweven, wijzen niet alleen op het ouderwetse en achterhaalde karakter ervan. Ze zijn ook op een bepaalde manier niet op hun plaats in een boek met deze thematiek. Misschien zijn de pastelkleuren en de aquareltechniek te zacht en te vredig om de dood van een klein kind te tekenen, misschien mis ik in de bloemenweiden en de idyllische school, in de kitscherig aandoende omkadering van elke illustratie met grasklokjes of zonnebloemen de leegte van het gemis,…
Read more
Wanneer Tineke naar het eerste leerjaar gaat en de juf vraagt om in de kring over de vakantie te vertellen, doet Tineke het droevige verhaal van haar jongere broertje dat die zomer na een langdurige ziekte is overleden. Voor Patrick Somers en Katrien van der Grient een gelegenheid om in dit prentenboek in te gaan op het thema van de dood, op vragen die bij jonge kinderen met betrekking tot eindigheid en sterfelijkheid leven. De kleuren van de tekeningen, de kleren van de kinderen en de manier waarop de illustraties in het ijle blijven zweven, wijzen niet alleen op het ouderwetse en achterhaalde karakter ervan. Ze zijn ook op een bepaalde manier niet op hun plaats in een boek met deze thematiek. Misschien zijn de pastelkleuren en de aquareltechniek te zacht en te vredig om de dood van een klein kind te tekenen, misschien mis ik in de bloemenweiden en de idyllische school, in de kitscherig aandoende omkadering van elke illustratie met grasklokjes of zonnebloemen de leegte van het gemis, de opstand ook, de boosheid; een boosheid die even aan bod komt in de beschrijving van de gevoelens van Tineke enkele weken na de dood van haar broertje. "Maar ze is vooral verdrietig, omdat haar broertje Michiel gestorven is. En boos, omdat de dokters hem niet beter konden maken."
Boosheid, onbegrip en verontwaardiging hebben in het praatuurtje met Tinekes juffrouw weinig plaats. De kinderen vragen juf Greet uit over het fenomeen van de dood, hebben begrijpelijke vragen omtrent crematie, de precieze locatie van de hemel, de duur en de onomkeerbaarheid van dood zijn. Dat in Sterrenkind deze vragen aan bod komen, is de verdienste van dit werk; de vlakke en verfraaiende visuele en verbale "antwoorden" maken het problematisch. Het beeld van de gestorven Michiel verschijnt als een Jezuskind in de stralenkrans van de zon, als een engel in slaapkleed met een ster in de hand. Religieuze symbolen en sprookjeselementen -- verwijzingen naar Het meisje met de zwavelstokjes -- natuurmetaforen en de bijzondere, bijna magische kracht van foto's worden met elkaar vervlochten in een wereld- en mensbeeld dat onmiskenbaar door een populair New-Age-denken geïnspireerd is.
De hemel is voor Tinekes juffrouw niet langer een concept dat specifiek thuishoort in de christelijke godsdienst: "Ik voel dat de hemel bestaat. Zoals ik ook voel dat de wind bestaat, ook al kan ik de wind niet zien. Soms kunnen we ons hier op aarde heel gelukkig voelen, in de heerlijkste omgeving en met de liefste mensen om ons heen. Misschien is het in de hemel altijd zo." Juf Greet legt vervolgens de rituelen van begrafenis en crematie uit als een manier om het dode lichaam weer deel te laten worden van de natuur, net zoals gebeurt met "dode dieren en met de bladeren als ze straks gaan vallen." Het discours van een Indiaans scheppingsverhaal wordt overgenomen: "Moeder Natuur heeft vier kinderen: Aarde, Vuur, Water en Lucht. Het lichaam van Michiel is begraven en wordt heel langzaam weer aarde. Het lichaam van de tante van Servaas is opgegaan in het vuur. Wat er overblijft is de as." Ook het mysterie van het eeuwige leven, een troost en zinvolheid die de auteurs van dit boek hun lezers blijkbaar en begrijpelijk niet willen ontnemen, wordt in natuurmetaforen gespiegeld: in het beeld van de rups die zich tot vlinder ontpopt. Vreemd is de gelijkschakeling van deze biologische metamorfose met het einde van een mensenleven. "Niet de tante van Servaas werd gecremeerd, maar haar dode lichaam. Net zoals een rups die zich aan het einde van zijn leven inspint in een cocon. Hij wordt weer geboren als vlinder. De lege cocon, het dode lichaam, blijft achter." In een zonder twijfel goedbedoelde poging om in een postreligieus tijdperk de dood voor jonge kinderen bespreekbaar en denkbaar te maken, en tegelijk de tolerantie ten aanzien van verschillende religies en opvattingen te bewaren en expliciet te bevestigen, verwatert het werk in een aquarel van lieflijkheid, in een verzameling van in hun algemeenheid uiteindelijk vrijblijvende uitspraken. In de lichtkrans die Sterrenkind omgeeft en in de troostende verbloeming -- letterlijk -- wordt het skandalon van de menselijke sterfelijkheid genegeerd. Deze passages wijzen tegelijk op de noodzaak ernstig na te denken over hoe leven na de dood gethematiseerd kan worden in kinderliteratuur, én op de problemen en venijnige weerhaken die in Somers en Van der Grients rimpelloze voorstelling van het thema zijn geslopen.
[Katrien Vloeberghs]
Hide text