In deze maandelijkse rubriek bespreektAnnelies Verbeke recent verschenen verhalenbundels. Deze maand:Verhalen uit Istanbul van Sait Faik Abasiyanik.
Ik schreef het hier vorige maand al: in nogal wat landen genieten korte verhalen gepast respect, en worden ze zelfs meer geschreven en gelezen dan romans. Dat geldt ook voor Turkije. Dit jaar verscheen een selectie verhalen van Sait Faik Abasiyanik (1906-1954), die vaak kortweg Sait Faik wordt genoemd en ook vandaag nog populair is in Turkije. Ik trakteer uitgeverij Podium bij deze graag op een schriftelijk applaus voor de reeks verhalenbundels die ze sinds 2011 uitgeven, en waarinVerhalen uit Istanbul de tiende titel is.
Hanneke van der Heijden vertaalde eerder onder andere romans van Orhan Pamuk en verzorgde samen met Margreet Dorleijn de vertaling en samenstelling van de lijvige bloemlezingModerne Turkse verhalen (2005).
De vijfendertig verhalen inVerhalen uit Istanbul - elk zo'n vijf tot tien bladzijden lang - zijn geplukt uit acht van Sait Faiks bundels, die tussen 1934 en 1954 verschenen. In het nawoord legt de Nederlandse auteur met Turkse wortels Murat Isik uit dat ze stammen uit een tijd waarin schrijven in Turkije niet als een volwaardig beroep werd beschouwd. Dat de auteur teerde op het vermogen van een trotse, welgestelde vader tegen wie hij zich verzette, en dat hij worstelde met zijn homoseksualiteit, maakte het, ondanks zijn succes, nog moeilijker een plaats te vinden in de maatschappij. Hij mislukte in relaties met vrouwen, dronk, zwierf door Istanbul, trok zich uit de stad terug, stopte met drinken, bleef schrijven. Die autobiografische elementen krijgen hun weerslag in zijn proza; gaandeweg besluipen bitterheid en fragmentatie zijn zinnen, hoewel hij onvermoeibaar - en dat maakt zijn verhalen zo krachtig - naar het goede blijft verlangen en zich over het leven blijft verwonderen.
Brokeback Mountain
Zijn verwondering richt zich in de eerste plaats op de 'gewone' mensen; de 'oude, bezadigde groenteboeren, koks en tuinmannen, die zoveel hebben meegemaakt', zoals hij opsomt in het verhaal 'Ik kan niet naar de stad'. Vissers en ander varend volk duiken heel vaak op. Het mooie, vroege verhaal 'De sleepschuiten', over de vriendschap tussen 'de arbeider' en 'de matroos', toevallige kamergenoten, leest haast als een Istanbulse versie vanBrokeback Mountain (en dus van Annie Proulx' verhaal 'Twee cowboys').
De inhoud van de verrichte arbeid krijgt veel aandacht. Heistellingen, kabels, steunbalken, netten; de auteur maakt het concreet. De heroïek van Blinde Mustafa in 'Anjers en tomatensap' is tastbaar wanneer hij de grond te lijf gaat: 'Als de houweel niet hielp, reet hij de grond met zijn vuisten open, waren zijn vuisten niet genoeg dan met zijn vingers, waren zijn vingers te dik dan met zijn nagels.' Zijn bijna overdreven eerbied voor het volk komt soms pijnlijk in botsing met zijn positie van buitenstaander. Zo begint hij het verhaal 'De overbodige man' met: 'Ik ben een rare geworden. Ik wil niemand zien, ik wil niet dat er iemand bij me aanbelt. Zelfs de postbode niet, terwijl dat toch de aardigste mensen ter wereld zijn...'
In de latere verhalen lijkt het geloof van de ik-figuur in de goedheid van de kleine man te tanen. In 'Een stipje op de kaart' is hij getuige van de onrechtvaardigheid waarmee eilandbewoners een arbeider die niet van het eiland is bejegenen. Als reactie daarop valt hij nog meer terug op zijn rol van buitenstaander. Hij noemt zichzelf een 'toeschouwer' of 'getuige'. In 'De dood van de zonnevis' gaat zijn empathie uit naar deze 'lelijkste vis die er is'. Hij identificeert zich ermee en besluit: 'Laat hij alsjeblieft nooit aan ons water wennen. We zullen geen kans voorbij laten gaan om een monster van hem te maken.'
Absurdistisch
Hoe vaak hij het ook over fabrieksarbeiders en zeelui heeft, qua stijl heeft Sait Faik Abasiyanik weinig met realisme en naturalisme. Hij schrijft overigens ook prachtige portretten van wie anders is dan de anderen, en brengt zowel Istanbul als de nabijgelegen dorpen in elk soort licht tot leven. Dat maakt de bundel ook in historisch opzicht interessant. In het hedendaagse Istanbul ontbreekt de grote Griekse gemeenschap waarover de auteur getuigt, en is de totale stadsbevolking sinds de jaren 80 van anderhalf naar, bij benadering, zestien miljoen inwoners gestegen. Toch zal wie de stad bezocht er in deze verhalen een oudere versie van herkennen, met de typerende sfeer van koffiehuizen, schepen en de verscheidenheid van wijken. Van weemoed ook, een aspect dat Pamuk in zijn autobiografische Istanbul keer op keer benadrukt.
Zelfs in zijn meest neerslachtige verhalen blijft Sait Faik echter poëtisch en speels, absurdistisch soms. Hoe hij (in 'De zijden zakdoek') de onbeduidendheid van een dief benadrukt: 'Zo jong als hij er in het gele licht uitzag! De hand die ik zowat fijnkneep in de mijne was heel klein. Zijn ogen glansden. Na een hele tijd moest ik lachen, hard lachen en ik liet zijn hand los. Nu vloog hij me aan met een heel klein zakmesje. En hij verwondde me aan mijn pink.'
SAIT FAIK ABASIYANIK
Verhalen uit Istanbul.
Vertaald door Hanneke van der Heijden, Podium, 256 blz., 19,50 ? (e-boek 9,99 ?).
¨¨¨¨è
Hide text