Het verschijnen van dit nieuwe boek over ‘intertekstualiteit in theorie en praktijk’ riep bij mij in eerste instantie de vraag op waarom het anno 2013 nodig is om opnieuw een inleiding op dit fenomeen te presenteren. We beschikken immers al over behoorlijk wat vergelijkbare boeken, op nationaal niveau (door Anthony Mertens en Klaus Beekman, door Paul Claes) en op internationaal niveau (door Graham Allen en Marry Orr). Vreemder misschien nog is het verschijnen van deze bundel als we daarbij bedenken dat de intertekstualiteit als benaderingswijze na een enorme bloeiperiode in de jaren tachtig en negentig toch wat op zijn retour lijkt te zijn. De fixatie op de tekstualiteit past heel goed bij een (post)structuralistische / autonomistische literatuurbenadering, maar druist op het eerste oog in tegen de nadruk die in het huidige onderzoek wordt gelegd op maatschappelijke betrokkenheid, politieke context, de institutionele strategieën van auteurs en het fungeren van literatuur in de publieke ruimte. Wordt er in dit boek niet een stap terug gedaan?
Na lezing van het prachtig uitgegeven Draden in het donker zijn mijn kritische vooronderstellingen met overtuiging weerlegd. Het boek biedt een aanvulling op de bestaande inleidingen omdat het werkt vanuit een zeer breed intertekstualiteitsbegrip, veel breder dan veel van de eerdergenoemde handboeken. Naast klassieke intertekstualiteitstheorieën krijgen ook relevante hedendaagse onderzoeksgebieden als intermedialiteit, interdiscursiviteit en digital humanities aandacht. Bovendien bespreken de diverse auteurs die aan de bundel bijdroegen een rijk palet aan theoretici: met de aanwezigheid van Bakhtin, Barthes, Kristeva, Bloom, Riffaterre en Genette biedt het boek een mooi overzicht van de ontwikkeling van de literatuurwetenschap als academische discipline. In de verschillende bijdragen laten de auteurs zien waarom die theorievorming uit de literatuurwetenschap actueel en interessant kan zijn, juist voor de beantwoording van vragen die betrekking hebben op de bredere maatschappelijke positionering van literatuur en cultuur.
Draden in het donker wil niet alleen een overzicht van theorieën geven (hoewel het dat zeker ook doet), maar de redacteuren willen voortdurend het verband leggen naar de onderzoekspraktijk. Dat gebeurt in vrijwel alle stukken, maar heel illustratief gebeurt dat in de mooie stukken uit het tweede deel van het boek. Daarin wordt steeds een theoreticus gekoppeld aan een literaire tekst, wat hele mooie stukken oplevert over bijvoorbeeld Bakhtin en Claus (Heynders), Barthes en Spinoy (Pint), Bloom en Nasr (De Stycker) of Genette en Nijhoff (Sanders). In deze stukken worden de belangrijkste theoretische concepten niet alleen op een goed leesbare en didactisch heldere manier uitgelegd, ook laten ze zien hoe de studie van Nederlandse literaire teksten erbij wint wanneer internationale theorievorming zorgvuldig wordt ingezet bij de interpretatie.
In het derde deel van het boek worden vervolgens onder het kopje ‘Perspectieven, verkenningen, positiebepalingen’ acht artikelen geplaatst die de relevantie van de intertekstualiteit laten zien voor diverse literatuurwetenschappelijke deeldisciplines (Van Dijk over intertekstualiteit en de neerlandistiek, Pieters over intertekstualiteit in de historische letterkunde, Meijer over intertekstualiteit en cultural studies, Van Kempen over intertekstualiteit en postkoloniale literatuurstudie) of die een vernieuwend perspectief op intertekstualiteit willen laten zien (Franssen en Van Alphen over interdiscursiviteit, Van der Vorst over digital humanities, Korsten over de ervaring van intertekstualiteit). Niet alle stukken in dit deel van de bundel zijn even vernieuwend en prikkelend. De stukken van Franssen en Korsten maakten op mij de meeste indruk, omdat die heel duidelijk nieuwe theoretische perspectieven naar voren brachten om relevante problemen te bespreken: de vraag naar de plaats van literatuur ten opzichte van de discursieve machtsstructuren in de samenleving en de vraag naar de relatie tussen de betekenis van literatuur en de ervaring van literatuur. Dat intertekstualiteit kan helpen om dit soort vragen te verhelderen, maakt pas echt duidelijk dat de theorie nog springlevend is.
Draden in het donker is een warm pleidooi voor een theoretische literatuurbenadering. De auteurs zijn stuk voor stuk specialisten en ze slagen er steeds goed in om hun ideeën zo op te schrijven dat ze voor niet-specialisten goed te volgen zijn. Dat maakt dit boek naar mijn smaak uitermate geschikt voor het academische onderwijs, waarbij het niet alleen ingezet kan worden bij cursussen over intertekstualiteit (die wellicht wat schaars zijn tegenwoordig), maar ook bij cursussen die een overzicht willen geven van de actuele theorievorming in de literatuur- en cultuurwetenschap. De meeste auteurs in de bundel zien intertekstualiteit duidelijk als een politiek, discursief fenomeen dat ons niet alleen iets leert over de relaties tussen toevallige teksten, maar dat ons helpt om de maatschappij en de sociale processen daarin beter te begrijpen. In die zin sluit het concept aan bij de ontwikkeling die de vakgebieden de laatste jaren hebben doorgemaakt. In het laatste stuk relateert Frans-Willem Korsten intertekstualiteit direct aan politiek:
Intertekstualiteit is altijd aan individuen, groepen en gemeenschappen gerelateerd, en geeft een wereld mede vorm, of opent nieuwe werelden. Daarin zit het politieke element. Niet alleen de onderzoeker zelf is intrinsiek onderdeel van een wereld, ook de teksten en interteksten zijn dat. Individuele leeswijzen zijn altijd met een soort van collectiviteit verbonden; ze werken daarop in, of zijn daardoor gevormd. Leeswijzen en interpretaties zijn, anders gezegd, altijd cultuur-in-werking.
Dit citaat illustreert wat deze studie relevant maakt ten opzichte van eerdere boeken over intertekstualiteit. In verschillende stukken wordt de intertekstualiteit losgetrokken uit de autonomistische of structuralistische traditie van tekstinterpretatie (waarmee zij in de neerlandistiek altijd innig verbonden is geweest) en wordt zij gepresenteerd als een gereedschapskist voor tekstanalyses die juist oog hebben voor de plaats van de tekst in het web van machtsrelaties dat er in de maatschappelijke werkelijkheid om heen geweven is, voor de mate waarin in alle teksten allerlei soorten teksten, beelden en klanken resoneren en voor de gedachte dat elke interpretatie zelf ook weer plaatsvindt in een discursief en politiek netwerk. Draden in het donker laat zien hoe cultuurwetenschappers en literatuurwetenschappers van vandaag een op het eerste oog wat gedateerde theorie onder het stof vandaan kunnen halen om te laten zien hoe ze ons kan helpen antwoorden te vinden op de vragen die de cultuurwetenschap vandaag de dag bezighouden. [Sander Bax]
Hide text