Met Een ware held (De Leeswelp 2006, p. 261), deel één uit haar reeks over 'Razende Roeland', schreef Agave Kruijssen een boeiend kinderverhaal over ridderlijke esbattementen uit de kring van koning Karel. Met de reeks 'Sprookverhalen' had ze toen al een boekenrekje vol bewerkingen van middeleeuwse verhalen op haar actief, waarin 12-plussers bekende figuren uit de oude schriftelijke en orale literatuur konden ontmoeten, zoals Heer Halewijn, Elegast, Beatrijs, het Ros Beiaard, de vier Heemskinderen, het Vrouwtje van Stavoren, De vliegende Hollander... Dit tweede deel uit de 'Razende Roeland'-reeks bevat prettige kinderlectuur over de grote helden uit Karels entourage wiens heldendaden ironisch en mild ontluisterd worden voorgesteld aan jonge lezers uit de 21e eeuw.
Verteller is opnieuw de jonge Ierse monnik Grimmar Mankepoot, klerk van koning Karel aan het hof van Aken. Hij speelt ook een belangrijke rol in het verhaal: als trouwe schrijver van koning Karel en die…
Lire la suite
Met Een ware held (De Leeswelp 2006, p. 261), deel één uit haar reeks over 'Razende Roeland', schreef Agave Kruijssen een boeiend kinderverhaal over ridderlijke esbattementen uit de kring van koning Karel. Met de reeks 'Sprookverhalen' had ze toen al een boekenrekje vol bewerkingen van middeleeuwse verhalen op haar actief, waarin 12-plussers bekende figuren uit de oude schriftelijke en orale literatuur konden ontmoeten, zoals Heer Halewijn, Elegast, Beatrijs, het Ros Beiaard, de vier Heemskinderen, het Vrouwtje van Stavoren, De vliegende Hollander... Dit tweede deel uit de 'Razende Roeland'-reeks bevat prettige kinderlectuur over de grote helden uit Karels entourage wiens heldendaden ironisch en mild ontluisterd worden voorgesteld aan jonge lezers uit de 21e eeuw.
Verteller is opnieuw de jonge Ierse monnik Grimmar Mankepoot, klerk van koning Karel aan het hof van Aken. Hij speelt ook een belangrijke rol in het verhaal: als trouwe schrijver van koning Karel en diens edelen, wordt hij om zijn taalvaardigheid vaak belast met de taak van secretaris of gezant. Wegens zijn "uitmuntende Ierse hersens" luisteren de edelen bovendien naar hem in delicate politieke of strategische aangelegenheden. Daarnaast mag hij ook mee met Karels voorvechters en wordt hij, tegen zijn zin overigens, betrokken bij krijgsgebeurtenissen. Trouw aan zijn opdracht, blijft hij echter bescheiden en loopt hij nooit te pochen over zijn bijzondere rol. In zijn geschriften en verhalen bewondert en verheerlijkt hij zijn meesters.
In dit tweede Roelandboek is het nog steeds oorlog tussen Franken en Saksen, en incarneert de woeste Saksische reus Fledrik nog maar eens de onbeschaafdheid van de Saksische krijgers. Fledrik bereidt zich voor op zijn huwelijk met prinses Oda, dat niet alleen tegen haar zin wordt voltrokken maar ook tegen die van Roeland, die immers zelf een oogje heeft op de mooie Oda. Roeland wil echter vooral Fledriks strijdhoorn 'Olifant' in handen krijgen, omdat die met zijn schetterend lawaai een verpletterende indruk maakt op de vijand. Bij de belegering spelen Grimmars doorzicht samen met de toverkracht van de geheimzinnige ridder Elegast een grote rol. Zonder hen zouden de overmoedige vechtmachines halsoverkop in de aanval gaan en zeker het onderspit delven. Grimmar bevrijdt prinses Oda, die met een knappe speerworp meteen Roelands leven redt. In zijn mondelinge relaas aan Karels hof doet Grimmar, op Roelands verzoek, de waarheid geweld aan: een ridder kan toch niet gered worden door een vrouw, want, zoals Elegast ironisch opmerkt: "Vrouwen kunnen ook helemaal niet met speren overweg."
In de ik-vorm vertelt Grimmar over zijn belevenissen met Karels ridders, die hij tekent als hersenloze, strijdlustige rambo's die het er zonder tovenaar Elegast en zijn alerte zelf nooit levend van zouden hebben afgebracht. Met zijn "uitmuntende Ierse hersens", diplomatieke vaardigheden en bewonderenswaardige taalvaardigheid steekt hij fel af tegen de wilde Saksen en voortvarende Franken, voor wie alleen kracht, moed en zwaardbeheersing tellen. Tegenstribbelend laten ze zich overhalen de vijand met een list in te pakken. Roeland vindt het triest en oneerlijk dat hij de Olifant door een toverspreuk van Elegast in handen krijgt.
Grimmar Mankepoots nuchtere beschrijving van wat de ridders beleven en zijn rol daarbij vertoont nergens wrevel, maar klinkt vaak wel wat spottend of medelijdend. Hij blijft zich altijd bewust van zijn Ierse meerwaarde: hij heeft hersens, de Franken alleen kracht en moed. Hij bezorgt de lezer plezier door hem de kleine kantjes van de ridders te laten zien, door bv. te tonen hoe ze mensen die wat anders spreken belachelijk maken. Vrouwen hebben voor hen nooit iets te willen, en zelfs bruiden zijn onbelangrijk want ook dat zijn maar vrouwen. Wel zien zij niet hoe zijzelf ook opgesloten zitten in de regels van de ridderlijke samenleving. Zo tonen Grimmar en Kruijssen de jonge lezers de achterkant van die befaamde ridders.
In Grimmar huldigt Kruijssen alle gewone mensen over wie de geschiedenis slechts zelden spreekt. De edelen gaan met de zegekransen en de oorlogsbuit lopen, terwijl het volk de moeilijke klussen opknapt en meestal de rekening betaalt, zonder daarvoor lof te krijgen. Verder leren jonge lezers hier ook nog wat over geschiedenisvervalsing en de redenen daarvoor: een roemrijk ridder kan toch niet gered worden door een vrouw en een manke klerk?
De omslagtekening en de acht tekstillustraties van Fiel van der Veen bieden ten slotte realistische en gedetailleerde verbeeldingen van wat Grimmar en de schrijfster vertellen. Alles samen voldoende reden om uit te kijken naar de volgende aflevering van Grimmars relaas over 'Razende Roeland', die in dit boek in elk geval zijn naam alle eer aandoet. [Herman De Graef]
Masquer le texte