Een voddenventer genaamd Hadi verliest zijn compagnon bij een van de vele, dagelijkse bomaanslagen. Als Hadi naar het mortuarium gaat om het stoffelijk overschot van zijn vriend in ontvangst te nemen, blijkt in de chaos aldaar geen enkel compleet lichaam te vinden. 'Sprokkel er maar een bij elkaar', zegt een medewerker. 'U kunt bijvoorbeeld die hand en die voet pakken.'
Hadi neemt een incompleet lijk mee naar huis en besluit het aan te vullen met resten die hij op straat aantreft na nieuwe aanslagen. Die naait hij aan het lichaam vast. Na de vondst van een losse neus weet hij eindelijk het lijk te voltooien, maar dan - u raadt het al - komt het tot leven en verdwijnt.
Dit is althans hoe Hadi, flink aan de drank en een gretige verhalenverteller, het zelf uit de doeken doet in zijn stamcafé, aan wie het maar horen wil. Aanvankelijk doen de toehoorders er lacherig over, maar dan besluit een journalist het verhaal op te tekenen voor een veelgelezen weekblad. Op de …Lire la suite
Een voddenventer genaamd Hadi verliest zijn compagnon bij een van de vele, dagelijkse bomaanslagen. Als Hadi naar het mortuarium gaat om het stoffelijk overschot van zijn vriend in ontvangst te nemen, blijkt in de chaos aldaar geen enkel compleet lichaam te vinden. 'Sprokkel er maar een bij elkaar', zegt een medewerker. 'U kunt bijvoorbeeld die hand en die voet pakken.'
Hadi neemt een incompleet lijk mee naar huis en besluit het aan te vullen met resten die hij op straat aantreft na nieuwe aanslagen. Die naait hij aan het lichaam vast. Na de vondst van een losse neus weet hij eindelijk het lijk te voltooien, maar dan - u raadt het al - komt het tot leven en verdwijnt.
Dit is althans hoe Hadi, flink aan de drank en een gretige verhalenverteller, het zelf uit de doeken doet in zijn stamcafé, aan wie het maar horen wil. Aanvankelijk doen de toehoorders er lacherig over, maar dan besluit een journalist het verhaal op te tekenen voor een veelgelezen weekblad. Op de voorpagina de kop: 'Frankenstein in Bagdad', vergezeld van een foto van Robert De Niro als het monster uit de verfilming van Mary Shelleys horrorklassieker.
De Frankenstein-figuur, door Hadi 'Dinges' genoemd, wordt nu het gezicht van de angst die in Bagdad leeft. Elke onverklaarbare moord, elke verdachte verschijning wordt aan Dinges toegeschreven. Verzinsel of niet: de angst maakt hem echt.
De journalist van het Frankenstein-stuk weet, via Hadi, zijn dictafoon aan Dinges toe te spelen. Als hij het apparaatje terugkrijgt, blijkt het monster een lange monoloog te hebben ingesproken. Dinges is aan het moorden geslagen, zo vertelt hij, om de slachtoffers uit wier lichaamsdelen hij is opgebouwd, te wreken. Telkens wanneer een slachtoffer gewroken is, begint het betreffende lichaamsdeel weg te rotten, waarna het losraakt. Het monster repareert zichzelf dan weer met stukken van nieuwe onschuldige slachtoffers, die op hun beurt gewroken moeten worden. Het is een proces waar geen einde aan komt, want er blijven slachtoffers vallen.
Zo wordt de figuur van Dinges een symbool voor het vendetta-achtige geweld in Irak, dat geen einde kent omdat elke moord om een antwoord vraagt, en omdat elk slachtoffer in de ogen van zijn tegenstander een dader is.
Acrobatische toeren
Het wonderlijke is dat Saadawi dit alles heeft verpakt in een lichtvoetige roman die knettert van het vertelplezier. Het boek zit vol speelse verwijzingen naar de Angelsaksische, de Russische én de Arabische literatuur, naar islamitische tradities, christelijke heiligen en Joodse symbolen. In deze onsentimentele vertelling is niemand een zielig slachtoffer, veel personages zijn niet eens sympathiek en juist dat maakt hen intrigerend, levendig, écht.
Daarnaast haalt Saadawi acrobatische toeren uit met de geloofwaardigheid: voortdurend twijfelen de personages of Dinges wel echt bestaat, terwijl dat telkens ook weer wél aannemelijk wordt gemaakt. Aan het einde rest bij de lezer totale verwarring, en de indruk dat de ongeloofwaardige elementen van het verhaal geloofwaardiger zijn dan de realistische.
Saadawi won met zijn roman in 2014 de prestigieuze International Prize for Arabic Fiction, en de Engelse vertaling belandde in 2018 op de shortlist van de Man Booker International Prize. Met zo'n reputatie is het vreemd dat het boek, toch al zo'n twee maanden geleden in Nederlandse vertaling verschenen, vrijwel nergens in Vlaamse of Nederlandse media besproken is.
Als ik even mag speculeren: ik heb het vermoeden dat we in Noord-Europa liever lezen over mensen uit oorlogsgebieden die 'zielig' zijn. Vluchtelingen die odysseaanse ontberingen lijden op de Middellandse Zee en vervolgens wegteren in een opvangkamp. Zulke verhalen bevestigen ons in het idee dat bij ons alles beter is, en logischerwijs iedereen uit het Midden-Oosten liever hierheen komt.
Maar in het Irak van Saadawi wordt nauwelijks gevlucht. Zijn personages laten zich niet definiëren door de burgeroorlog, zij hebben de superieure westerling niet nodig. Integendeel. Impliciet toont Saadawi hoe westerse interventies, met name de oorlog van 2003, hebben bijgedragen aan de totale hel die Irak jarenlang geweest is. Geen prettige boodschap, maar juist dat kan de kracht zijn van grote literatuur: ons ongemakkelijke waarheden in het gezicht smijten.
De Geus, 352 p., 21,50 euro. Vertaling: Djûke Poppinga.
Masquer le texte