Kinderpoëzie kan al eens melig smaken: ze is soms behoorlijk voorspelbaar en bedekt met een suikeren laagje lieflijkheid en schattigheid. Maar niets daarvan in Altijd heb ik wat te vieren, de jongste bundel van André Sollie. Onder een bedrieglijk vrolijke titel bundelt Sollie verzen waarin afwisselend humor, ernst en onderhuids verdriet de boventoon voeren. Kinderen zijn niet alleen maar schattig en dromerig, lijkt Sollie te willen zeggen, en hun leven loopt niet altijd over roze wolkjes. 'Papa's postzegels bijkleuren./ Sleutels zoek van alle deuren./ Lapjes uit gordijnen scheuren./ Ik ben niemands hartendief' zegt een weerbarstig en naar aandacht hunkerend kind in het gedicht 'Honnepon'. In 'Wij' ergeren kinderen zich aan de verplichte gezelligheid van 'een heel gewoon gezin': 'We doen ook alles samen,/ zijn altijd bij elkaar./ Dat vinden we, hoe heet dat,/ gezellig ja. Vandaar.' Het venijn schuilt in de onverwachte staart van dit gedicht: 'We zijn dus heel gelukkig./ Tevreden, bl…Lire la suite
Kinderpoëzie kan al eens melig smaken: ze is soms behoorlijk voorspelbaar en bedekt met een suikeren laagje lieflijkheid en schattigheid. Maar niets daarvan in Altijd heb ik wat te vieren, de jongste bundel van André Sollie. Onder een bedrieglijk vrolijke titel bundelt Sollie verzen waarin afwisselend humor, ernst en onderhuids verdriet de boventoon voeren. Kinderen zijn niet alleen maar schattig en dromerig, lijkt Sollie te willen zeggen, en hun leven loopt niet altijd over roze wolkjes. 'Papa's postzegels bijkleuren./ Sleutels zoek van alle deuren./ Lapjes uit gordijnen scheuren./ Ik ben niemands hartendief' zegt een weerbarstig en naar aandacht hunkerend kind in het gedicht 'Honnepon'. In 'Wij' ergeren kinderen zich aan de verplichte gezelligheid van 'een heel gewoon gezin': 'We doen ook alles samen,/ zijn altijd bij elkaar./ Dat vinden we, hoe heet dat,/ gezellig ja. Vandaar.' Het venijn schuilt in de onverwachte staart van dit gedicht: 'We zijn dus heel gelukkig./ Tevreden, blij; dat wel./ En blijven samen hopen/ op ooit een fikse rel.'
Sollie lijkt te houden van dit soort plotse stemmingswisselingen: in 'Circusmeisje' schept een acrobate op over haar kunstjes, ze is dol op de schijnwerpers. 'Maar als het applaus is verstomd,/ dan ben ik een doodgewoon meisje./ De kassa gesloten, de lampjes gedoofd.../ Moe en alleen. /En zin in een ijsje.' Altijd wat te vieren is een knappe bundel - poëzie met weerhaakjes.
Masquer le texte