Gesprek met kinder- en jeugdboekenmaker André Sollie Vorige week werd in het Roze Huis in Berchem de eerste adolescentenroman van André Sollie voorgesteld, zijn eerste werk 'van langere adem', na tien jaar getob en verscheidene versies eindelijk klaargeraakt. 'Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld....
Gesprek met kinder- en jeugdboekenmaker André Sollie
Vorige week werd in het Roze Huis in Berchem de eerste adolescentenroman van André Sollie voorgesteld, zijn eerste werk 'van langere adem', na tien jaar getob en verscheidene versies eindelijk klaarge raakt. 'Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld. Ik zou het jammer vinden als het enkel homolezers zou aanspreken.'
André Sollie
Nooit gaat dit over
Querido, Amsterdam, 88 p., 12,50 euro.
ooit gaat dit over is een klein, dun boekje, bijzonder fraai uitgegeven, in een vormgeving en formaat die herinneren aan Dani Benoni van Bart Moeyaert. Het is een goed uitgebalanceerd en intrigerend verhaal over een jongensliefde, inmiddels een wel erg populair onderwerp, zo blijkt uit de niet te tellen titels die de voorbije jaren verschenen. Vaak wordt het thema nogal melodramatisch of moraliserend aangepakt. In Nooit gaat dit over is dat niet het geval. "Dit is niet het zoveelste probleemverhaal over homoseksualiteit", zegt Sollie, ontwapenend openhartig, tijdens een gesprek over het boek, over zijn eigen jeugd en over de parallellen tussen die twee. "Het gaat over een jongen en over een onrealistische en obsessionele verliefdheid die wel faliekant moet aflopen. Onontkoombaar, noodlottig en naïef."
Op de cover prijkt een opvallende, blauw-grijze foto met twee naakte jongenstorso's in een intieme omarming. Het verhaal speelt tijdens de jaren zestig in een troosteloos achterafsteegje aan de Belgische kust. Een armoedige buurt, een deprimerende setting met de geur van friet en pils, met het rokerige, stinkende café Texas en de jukebox als centrale plek, en met al even uitzichtloze levens: Yvette Bulteel, in betere tijden tot Miss Camping uitgeroepen, en nu accordeoniste in gore Noord-Franse zaaltjes, dommig en in zichzelf gekeerd; Etienne, garagist en mislukkeling, en Yvettes slaafse aanbidder; Zoltan, een intrigerende zuiderse kermisuitbater, die er uiteindelijk met Pims moeder vandoor gaat. Pim is Yvettes enige zoon en zoekt soelaas in een bijzondere fantasiewereld. Bij Marcella, de warmhartige buurvrouw, ooit in de steek gelaten door een Italiaanse macho, de vader van haar kinderen Sabrina en Gino, vindt Pim de warmte die er thuis niet is. Tegen die desolate achtergrond ontspint zich, in verschillende tijdslagen, een zinnelijk spel tussen twee jongens en een meisje en leidt een en ander tot eindeloze eenzaamheid en weinig hoopvolle perspectieven.
"Ik wilde niet echt een holebi-boek schrijven", zegt Sollie. "De term alleen al! Die doet me altijd meteen denken aan attracties in pretparken. In het hele boek vind je het woord homo nergens terug. Ook niet op het achterplat. Overigens zul je ook nooit woorden als televisie of telefoon in mijn boeken terugvinden. Die passen gewoon niet bij me en ze staan ook de tijdloosheid van zo'n verhaal in de weg. Maar goed, voor je het in de gaten hebt, gaat het er al over, over de homoliefde. Je schrijft natuurlijk over wat je zelf het beste kent, en over je eigen gevoelens. Het lag voor de hand. In mijn gedichten (Het ijzelt in juni, AL) zit ook al heel wat uit mijn eigen jeugdherinneringen verwerkt. Als ik schrijf over adoratie, verlangen en obsessionele aandacht, dan gaat het voor een groot stuk over mezelf. Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld. Ik zou het jammer vinden als het enkel homolezers zou aanspreken."
Pim, de held van het boek, wordt meteen via een flashback geïntroduceerd: op de slaapkamer van zijn moeder speelt de negenjarige jongen een bizar spel, een vreemd ritueel met obsessioneel door hem uitgezette regels: wat zijn linkerhand doet, gebeurt in zijn verbeelding door Maria, het kamermeisje, die hem uitkleedt en hem met een paar smakeloze attributen van zijn moeder tot prinsesje omtovert. Het opzeggen van het alfabet (van aarzeling tot zevende hemel) hoort ook bij het spel, als een haast dwangmatige formule, om de magie die erop volgen moet op te roepen.
"Dat deed ik ook weleens, als kind. Ik ging, net als Pim, voor de spiegel staan om me te verkleden. Als je ontdekt dat je aldoor aan jongens denkt, dan besluit je dat er iets zal moeten gebeuren, want je begrijpt al snel dat je verlangens niet kloppen met wat je om je heen ziet... en dan ga je fantaseren. Dan hoop je dat je ooit zult muteren, bij wijze van spreken, en dat je ooit een meisje wordt. Want alleen dan kan die 'prins op het witte paard', op wie je zo zit te wachten, eraankomen. Pas veel later ontdek je dat het ook gewoon kan, dat je geen meisje hoeft te zijn om door jongens begeerd te worden. En dat van die prins op het paard, is mij overkomen, gelukkig maar! Mijn geaardheid voel ik aan als een geschenk van de hemel. Veel moeilijkheden heb ik er nooit mee gehad. Dat had ook met mijn begrijpende ouders te maken. Maar zo ver komt Pim niet. Eerst voert hij zijn gevecht om van dat meisjesachtige af te komen; 'prinses wordt prins'. En daar speelt Gino een belangrijke rol in. Die grotere, knappe buurjongen, die weleens naar hem kijkt met zijn donkere ogen, die aandacht voor hem heeft, die hem plaagt en uitdaagt, die uiteindelijk ook seksuele spelletjes met hem uitprobeert, in het schuurtje, in de sloot en in de tent... Zulke spelletjes spelen jongens trouwens wel vaker. Daarom hoef je nog geen homo te zijn. Pim raakt betoverd en fantaseert zich een onmogelijke toekomst bij elkaar met Gino. Zijn fascinatie resulteert in een dwangmatige aandacht, een obsessionele lichamelijke aantrekkingskracht ook. Als bezeten verzamelt hij in een geheime doos allerlei prullaria die met Gino te maken hebben: een zakdoek, puzzelstukjes,... Hij begint zich de idiootste dingen te verbeelden. Daar herken ik mezelf in. Een jongen, of later, een man, moest me maar langer dan een minuut aankijken, of me even aanraken, en ik was verkocht en ging al onmogelijke plannen maken. Heel naïef, als ik het nu bedenk."
Als Gino het met een meisje uit Duinkerken aanlegt, zijn de ontgoocheling en de wanhoop niet te overzien. Zijn pogingen om zijn smoorverliefde zus Sabrina aan Pim te koppelen, zijn olie op het vuur. Zoltan, die intrigerende donkere vreemdeling van de botsauto's duikt weer op, en Pims erotische verbeelding slaat op hol.
"De nabijheid van zo'n volwassen man, die je optilt, aanraakt, daar ga je meteen over fantaseren. Ik vermoed dat heel wat jongens zich in die scènes zullen herkennen. Je gaat dan overdrijven met je aandacht omdat je een soort van bevestiging zoekt. Als je eens ontdekt hebt dat je anders bent dan wat van je verwacht wordt door je omgeving, dan ga je het allemaal nog een extra zetje geven. Dat hoort bij het proces van zelfaanvaarding, vermoed ik. Daar moet je doorheen. Ik wilde Pim met zijn gefixeerde gedrag niet aardiger voorstellen. Hij is niet echt sympathiek, behoorlijk hard ook, zoals hij Sabrina ongenadig negeert. Maar tegelijk ook erg meelijwekkend."
Of André Sollie voor dit eerste crossoverboek ook een eigen schrijfstijl vond?
"Ik wilde suggestief schrijven, veel laten vermoeden zonder al te expliciet te worden en meteen alles prijs te geven. Ik had ook niet echt een bepaalde leeftijdsgroep voor ogen. Dat vroeg de uitgever ook niet. 'Schrijf maar raak', zei die. 'We zien dan wel.' Dat is een luxe, natuurlijk. Er werd behoorlijk geschrapt. Hele passages vielen eruit. Ik kon in dit kleine boek wel een mooi afgerond geheel kwijt, denk ik. Meer kon ik er niet aan toevoegen. Mijn verhaal was verteld. Ik hoop maar dat lezers er wat aan hebben, zich herkennen in die ene jongen en zijn kleine droomwereld. Over mogelijke reacties van gechoqueerde ouders of opvoeders maak ik me geen zorgen. Dit is Vlaanderen, en niet een of ander voormalig Oostblokland, en 2006 komt eraan, toch?"
Annemie Leysen
Masquer le texte