Elke roman over een andere cultuur is een waagstuk. De auteur maakt noodzakelijkerwijs een constructie. Zelfs als hij ter plekke is geweest, zoals Ed Franck, blijft hij een vreemdeling. Hij schrijft over een cultuur die de zijne niet is.
Voor zijn nieuwe boek Tinka reisde Ed Franck naar Sarajevo. En die reis heeft vruchten afgeworpen. De auteur is er alvast in geslaagd zich sterk in te leven in zijn hoofdpersonage. En ook het beeld dat hij schetst van een stad in de Balkanoorlog houdt je in de ban. Toch verloor ik af en toe het contact, op momenten dat de constructie van het verhaal te duidelijk is. Dan kreeg ik het gevoel dat de personages te veel functioneren als poppen in de handen van de auteur en de motieven te zeer dragers zijn van zijn bedoelingen.
Het duidelijkst komt dat naar voren als hij het belang van ,,het vertellen'' wil onderstrepen. Op zich is dat een sterk verhaalmotief, maar door de nadruk die het krijgt in verschillende, van elkaar losstaande scènes, wordt het wel erg opdringerig. Het komt een eerste keer voor bij de meester die zo mooi kan vertellen. Later duikt het nog verscheidene malen op, bijvoorbeeld bij de bibliofiel die Tinka een sprookjesboek schenkt, of bij de man die Tinka het lievelingssprookje van zijn zoon vertelt. Het krachtigst wordt het belang van vertellen en lezen verwoord door de boekenliefhebber: ,,Blijf lezen!'' roept hij achterom. ,,Dan krijgt de oorlog je niet klein.''
Tinka is een gewoon kind in een ongewone oorlogssituatie. De inleving in het standpunt van een kind verhindert elke (volwassen) sentimentaliteit of dramatiek. Tinka neemt alles zoals het komt, het leven gaat verder.
Ondanks de sluipschutters en granaten blijft ze op verkenning gaan in de stad. Zoals elk kind houdt ze van ontdekkingen. Op de vraag van een man hoe ze het uithoudt, antwoordt ze: ,,Ik zoek geheimen [...] Ik spaar ze op. Als ik me treurig voel, haal ik ze tevoorschijn. Ze zijn warm.''
Dat Ed Franck in dit verhaal alle sentimentaliteit vermijdt, is geen kleine verdienste. Tinka's gevoelens beroert hij met lichte toetsen: ,,Tinka wandelt terug naar huis, niet bedroefd zoals ze had verwacht, want de woorden van de meester gonzen in haar hoofd en de straten ruiken naar chocolade.'' Bijzonder overtuigend geeft de auteur weer hoe ze afgeleerd heeft om angst te tonen. Ze schrikt niet meer van een granaataanval en verdedigt haar nieuwe trui met geweld. Ook daarin is ze een oorlogskind.
Tinka vindt haar moeder een heldin. Ze zet een oorlogsprofiteur op zijn nummer op gevaar voor haar eigen leven. Ze wil altijd even sterk zijn. Ook haar vader bewondert ze, maar misschien krijgt ze wel de meeste steun van Branko, ,,de enige jongen die nooit stoer wil doen'', en die erg teder voor haar is als ze gewond in het ziekenhuis ligt.
Hoe sterk Ed Franck een sfeer kan oproepen, blijkt meteen bij de beschrijving van de heuvels rond de stad waarmee het boek opent, geklemd tussen contrasterende begin- en slotregels: ,,Vroeger waren de heuvels rondom de stad vriendelijk,'' en ,,Als Tinka naar de heuvels kijkt, weet ze dat ze goede vrienden heeft verloren.'' De auteur beschrijft geen gevechten of moordpartijen, hij brengt de oorlog dichterbij in kleine, maar niet minder dramatische gebeurtenissen uit het alledaagse leven: de bloemen moeten plaats maken voor groenten, er is geen warm water meer en bijna geen hout, sommige straten en hoeken zijn verboden, de roofdieren in de zoo zijn omgekomen van de honger en één kip zorgt meteen voor een klein buurtfeest.
Telkens hanteert de auteur de taal als wapen. Het woord ,,burgeroorlog'' laadt hij op door opsommingen: ,,Een woord vol granaten die brokken asfalt uit de straten rukken, daken doen instorten, midden in een groepje mensen ontploffen. Een woord dat trilt van sirenes van ziekenwagens en gloeit van vlammen die uit huizen slaan.'' De oorlog stelt hij aanwezig in één simpele zin: ,,Ze gaan weer rond de tafel zitten, met de oorlog midden tussen hen in.'' Geregeld kom je zinnen tegen die je doen nadenken. Zoals ook Tinka 's avonds in bed nadenkt over uitspraken van volwassenen die ze niet helemaal heeft begrepen.
Tinka is verliefd op taal. Ze is gefascineerd door zinnen die prachtig klinken, door mooie woorden als ,,hartenbreker'' en bedenkt er zelf nieuwe, zoals ,,sneeuwvlokstil''. En ze leest graag. ,,Verhalen zijn knuffels. Verhalen komen bij je binnenvallen en nestelen zich meteen alsof ze bij je thuis zijn. Ze laten je daarna nooit meer in de steek.''
De grijze monotonie van de oorlog wordt vooral doorbroken door een aantal kleurrijke figuren. Allemaal zijn ze getekend door de oorlog: Garka, die duiven moet schieten om te kunnen eten; Maka, die in een kapotte tram woont en wenskaarten meegeeft met zwerfhonden; de man die nog elke dag piano speelt in zijn halfverwoeste huis of de vrouw die blijft poetsen, al is de gevel van haar huis weggeslagen. Naast de sterke hoofdfiguur zijn het vooral deze symbolen van de gekheid van de oorlog die je bijblijven.
Masquer le texte