Jens Christian Grøndahl debuteerde dertig jaar geleden en schreef dertig boeken.Portret van een man, zijn jongste roman, is pas in het Nederlands vertaald. 'Nu ik ouder ben, weet ik dat verlangen gaandeweg geduldiger wordt.'
Jens Christian Grøndahl komt recht van de luchthaven in Zaventem als ik hem in een koffiehuis vlak bij het Antwerpse stadhuis ontmoet. De Deense schrijver heeft een band met deze stad. 'Mijn zoon heeft hier een jaar fotografie gestudeerd aan de kunstacademie. Hij vond het geweldig. Ik ben een paar keer op bezoek geweest. Nu werkt hij als fotograaf in Kopenhagen, maar hij heeft een prima Europees netwerk. Dat is belangrijk voor jonge kunstenaars. In kleine landen zoals Denemarken is het moeilijk om van je kunst te leven. Dat geldt ook voor een schrijver. Je moet uitbreken.'
Grøndahl (55) spreekt bedachtzaam, met dezelfde rustige zinnen waar ook zijn jongste roman in grossiert.Portret van een man is het verslag van een weinig spectaculair leven. Grøndahl plaatst zijn hoofdpersonage tegenover de vrouwen die zijn leven hebben bepaald, de verschillende liefjes, een lerares Duits, de moeder van een van zijn leerlingen, zijn vrouw, een minnares, zijn moeder. Het boek valt uiteen in drie delen, waarin eerst Berlijn, daarna Kopenhagen en ten slotte Rome een centrale rol spelen. 'Ik ben in de eerste plaats een Europese schrijver, eerder dan een Deense. Ik schreef net een essay, "Thuis in Europa", over wat ons continent zo bijzonder maakt. Europa schommelt al eeuwenlang tussen twee krachten. Enerzijds is er het verlichte idee van de mensenrechten en dat democratie gebaseerd is op het individu, niet op de groep tot wie je behoort. Anderzijds was er de romantische, nationalistische notie dat we toch allemaal hetzelfde zijn. Cultureel en politiek beleven we voortdurend de dynamiek tussen die twee polen. Ondanks alles werkt Europa, dat is een grote inspiratie.'
Heb je iemand aan de rand nodig om dat te zien, als ik Denemarken zo mag noemen?
'Als Deen leef je in de buitenwijk van Europa, ja. De grote drama's van de geschiedenis gebeurden altijd ten zuiden van ons. Toen ik de Deense vertaling van Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans voor jullie krant las en besprak, begon ik dat te zien. Het is een essentieel verschil: we maakten de Eerste Wereldoorlog niet mee. Die heeft elke familie in België getekend. Dat is één verklaring voor het succes van Hertmans' boek, los van de evidente kwaliteit ervan.'
'Om deel te gaan uitmaken van de Europese traditie moesten Deense kunstenaars altijd zuidwaarts trekken. Hans Christian Andersen leefde verschillende jaren in Rome. Ze vertrokken als Denen en keerden als Europeanen terug.'
De man in uw boek volgt dezelfde route.
'Inderdaad. De reis naar Berlijn in de jaren 70 is zijn eerste ontmoeting met Europa. Zijn Duitse lerares en haar dochter openen zijn ogen voor literatuur. In het tweede deel ontmoet hij een vrouw uit het voormalige Joegoslavië. De man leeft in een klein, veilig, comfortabel land, maar hij wordt plotseling geconfronteerd met de pijnlijke kant van de Europese geschiedenis. Dat thema keert in verschillende van mijn romans terug. Hoe kun je als verwende Deen aansluiting vinden met de Europese geschiedenis?'
'Ik groeide op in de jaren 60, in een rijke buitenwijk van Kopenhagen. We vonden het niet nodig om onze positie tegenover de wereld duidelijk te maken. Dan kwamen de jaren 70 en de politieke radicalisering. Toen ik zelf in de jaren 80 begon te schrijven, keerde ik de politiek de rug toe. We schreven toen allemaal over existentiële dingen, we wilden het modernisme opnieuw ontdekken, de esthetica van de literatuur. Gaandeweg heb ik de geschiedenis herontdekt. Ik begon te zoeken naar het verband tussen het individu, de geschiedenis van iemand zijn leven, en wat ons verbindt, de tijdgeest. Na de val van de Muur in 1989 verkeerden we kort in de waan dat we aan de geschiedenis waren ontsnapt, dat de Verlichting en het humanisme definitief doorgebroken waren. Maar dan kwamen de Balkanoorlogen, en plots zaten we weer in een moeras van tegenstelling en oorlog.'
Paradise lost, keer op keer. Ook met de terreuraanslagen enkele weken geleden in Kopenhagen.
'De dreiging komt van moslimminderheden, vaak van Palestijnse afkomst, die in getto's leven en sociaal achtergesteld zijn. Als je behoort tot het centrumlinkse, intellectuele wereldje, wil je die groepen niet buitensluiten, maar bij zulke aanslagen moet je telkens weer op zoek gaan naar een nieuw evenwicht.'
'Iedereen die in een seculiere samenleving leeft, moet het idee accepteren dat religie persoonlijk is en zich in je hart afspeelt, bij je thuis, in de tempel, maar niet op straat, niet in het openbaar. De basis van een seculiere maatschappij is dat we hebben geleerd hoe een onderscheid te maken tussen een persoon en zijn geloof. Je bent vrij om dat geloof te ondervragen, bekritiseren en zelfs te beledigen, op voorwaarde dat je de persoon zelf respecteert. Dat is de kern. We kunnen dat niet een klein beetje ombuigen, ook niet om het religieuze gevoel van moslims te beschermen. Respect mag niet gebaseerd zijn op angst.'
'De aanslagen waren verschrikkelijk, maar ze hebben veel duidelijk gemaakt. Ze hebben de cohesie van de Deense samenleving versterkt. Ik ben hoopvol. Er is een veiligheidsprobleem en een integratieprobleem, maar het is geen clash van de beschavingen.'
En hoe pak je het integratieprobleem dan aan?
'Het zou voor iemand met een vreemde naam niet moeilijker mogen zijn om een job te vinden. Dat probleem moet worden opgelost. Nieuwkomers in onze democratie moeten zeer duidelijk de afspraken kennen: je krijgt toegang tot de vrije markt, tot de voordelen van de welvaartsstaat, én je accepteert de vrije meningsuiting en dus dat je af en toe beledigd zult worden. De overgrote meerderheid van de Deense moslims vindt dat een goede deal.'
'Klokkemagervej' is het eerste woord van het boek, de naam van een straat in Kopenhagen die niet langer bestaat.
'Mijn grootouders woonden daar en ik ging er als kind vaak naartoe. Hun huis stond in een wijk die bijna verlaten was en later afgebroken werd. Het was een mooie metafoor voor tijd, voor een verdwenen wereld. De verstrijkende tijd hangt altijd samen met verlies. De man kijkt terug op zijn verleden en hij realiseert zich dat het onherroepelijk verdwenen is. Hij kan niet terugkeren, hij wordt voortgestuwd naar een onbekende toekomst. Het boek begint met ruïnes, en het eindigt met ruïnes, nu in Rome, een ideale stad om over tijd na te denken.'
In de jongenskamer hangen posters van Marx en Jimi Hendrix, symbolen voor de twee manieren, kunst versus politieke ideologie, om de wereld te bekijken.
'Dat waren de tekenen des tijds. De jongen zoekt vooral naar intensiteit, naar momenten waarop hij weet dat hij bestaat. En zoals velen van zijn leeftijd zoekt hij de waarheid eerst in de politiek of de rockmuziek. In de klassieke kunsten, bij Brahms en Rilke, ziet hij diepere kleuren en meer glans. Dat sublieme wil hij ontdekken in de liefde. Het blijkt onmogelijk, echt menselijk contact is alleen mogelijk in korte momenten.'
De jongeman heeft grote dromen, zoals het hoort. Op zijn veertigste is hij leraar in het middelbaar onderwijs.
'Ik denk dat hij voor zichzelf meer had verwacht. Na de dramatische ontmoeting met Adèle valt zijn leven uit elkaar. Daardoor voelt hij niet langer de ambitie om zijn studies af te maken. Maar als leraar, eerder dan in zijn relaties met vrouwen, wordt hij iemand. Voor de klas kan hij wel iets delen, kan hij proberen de ogen van de kinderen te open voor de dingen die hij belangrijk vindt. Hij is vrij gelukkig als leraar.'
In een ander leven was u zelf misschien leraar geworden?
'Het had gekund, ik heb veel gemeen met dit hoofdpersonage. Het verschil is dat ik ontdekte dat ik een talent had. Zonder dat talent zou ik allicht nog meer op die man lijken. Hij voelt zich alleen. Hij probeert dat isolement te ontvluchten via relaties. Hij kan zich niet helemaal overgeven aan iemand. Het is alsof hij altijd een been achterhoudt in een andere, imaginaire wereld, de wereld van poëzie of muziek. Hij trouwt met een psychologe, en psychologen zijn gespecialiseerd in het aanvaardbaar maken van een leven. Maar hij wil zijn kleinburgerlijke leven niet aanvaarden. Hun huwelijk begint uit elkaar te vallen als ze beginnen te ruziën over een gedicht. Ik heb meer geluk gehad dan mijn hoofdpersonage. Ik heb een gelukkig gezinsleven, en ik kan daar elke dag over nadenken.'
Is dat wel te verzoenen? Van aan de rand naar de wereld kijken en er tegelijkertijd met beide voeten in staan?
'Mij lukt het. Mijn dochters van vijf en zeven uit mijn tweede huwelijk vullen mijn leven met verplichtingen én met plezier, en tegelijkertijd heb ik de luxe om dagelijks alleen te kunnen schrijven. Mijn leven gaat heen en weer tussen de eenzaamheid van de schrijver en de gemeenschappelijkheid van de vader en de man. Dat was altijd een potentieel conflict, tot ik begreep dat er geen oplossing voor is. Het is zaak in beweging te blijven tussen die polen. Je kunt nooit aan deze of gene kant blijven en berusten. Ik kan me niet inbeelden dat ik een schrijver zou zijn zonder een gezin. Er zit een grote vreugde, een opluchting zelfs, in het engagement dat je aangaat met je geliefde, je kinderen, met anderen. Anderzijds zou ik stikken als ik niet af en toe die eenzame ruimte van de verbeelding kon betreden, waar het alleen maar om taal gaat, om nadenken, vertellen, kijken.'
In het eerste deel reist het hoofdpersonage met de trein, in het tweede met de fiets. In het derde deel gaat hij te voet. Het gaat alsmaar trager.
'De man vindt zichzelf niet erg thuishoren in een wereld die alsmaar sneller lijkt te gaan, en dat stemt hem melancholisch. Als jongeman komt hij tussen alle studentenoproer nog in aanraking met kunst. Als oudere man moet hij vaststellen dat kunst helemaal gemarginaliseerd is geraakt. Hij kan zijn studenten alsmaar minder overtuigen van de waarde van een gedicht of een schilderij. Hij voelt zich de laatste van een soort. Maar net als hij, vind ik dat we daar niet over moeten jammeren. Het is gemakkelijk om een cultuurpessimist te zijn, om jezelf in die hoek te parkeren.'
De man gaat naar een Brahms-concert van Celibidache, een bij uitstek langzame dirigent.
'Ik hou van traagheid. Ik struin graag door steden. Een verhaal moet zich traag ontwikkelen. Er zit een wereld tussen a en b, je kunt die exploreren. Daarom zijn mijn verhalen zo vol uitweidingen. Er zit misschien niet veel luid drama in, wel veel emoties.'
Schrijft u tragere boeken dan voorheen?
'Misschien. Ook de man in dit boek gaat trager met het ouder worden. Dit is een roman over verouderen. Ik ben 55, nog niet oud, maar ik weet dat ik het word. Ik ben gezond, mijn heupen zijn goed, maar binnen vijftien jaar ben ik een oude man. Ik probeer er niet te veel op te focussen, dat zou stom zijn.'
'Nu ik mijn zonen heb zien opgroeien, besef ik dat de toekomst mij niet meer toebehoort, en dat is prima. Het prachtige van ouder worden is dat je verrast zult worden van wat jongere mensen zullen maken, hoe ze romans zullen schrijven, hoe ze de maatschappij zullen veranderen.'
Hier zit een gelukkig man?
' (aarzelt) Mja, ik ben elke dag wel even gelukkig. Tijd doorbrengen met mijn vrouw, mijn kinderen, goede vrienden. En leren wat iedereen die ouder wordt leert: waardeer wat er is. Kijk niet naar wat er zou moeten zijn. Ik ben daar nu beter in. Ik schreef dertig boeken, het is dertig jaar geleden dat ik debuteerde. De boeken líggen er. De meeste zullen vergeten worden, maar als er enkele nog gelezen worden over tien of twintig jaar, dan ben ik tevreden.'
Dat is bescheiden.
'Je kunt op niet meer hopen. Schrijvers die voor de eeuwigheid willen schrijven zijn belachelijk. Natuurlijk ben ik tevreden dat ik nu een beetje deel uitmaak van de Deense en misschien zelfs Europese literatuur. Ik ben in vele talen vertaald en in België en Nederland heb ik een trouw lezerspubliek opgebouwd, daar ben ik dankbaar voor.'
Werkt u aan een volgende roman?
'Nee, misschien moet ik even pauzeren. Nadenken, wachten, vertragen. Een jonge Deense cellist zei onlangs op de radio dat hij af en toe moet oefenen zonder zijn instrument. Erg wijs, vind ik. In het leven staan zonder te schrijven is oefenen zonder instrument. Je ogen gebruiken, een open geest houden, dingen bekijken zonder voorafgaande ideeën.'
'Ik zou er vrede mee hebben mocht dit mijn laatste boek zijn. Goed, het is nog altijd melancholisch, maar er steekt veel licht in. Als ik mijn eerste romans herlees, wat ik niet vaak en niet graag doe, dan sta ik te kijken naar de zwaarte van de schrijver die ik was. In mijn vroegere boeken zit meer verlangen, in de laatste is tederheid belangrijker. Een man houdt de vrouw naar wie hij verlangt vaak als een object van zich af, om dat verlangen beter te kunnen voelen. Zodra je dat doet, ben je haar kwijt. Nu ik ouder ben, weet ik dat verlangen gaandeweg geduldiger wordt. En ik ben blij dat ik dat weet.'
Houdt u van Brahms? En van Françoise Sagan?
'Ik hield erg van de titel van dat boek. Het stond in de kast bij mijn ouders en ik herinner me de sfeer rond de romans van Sagan. Dat is vreemd, je kunt de sfeer van een auteur bijna opzuigen zonder die gelezen te hebben. Dat heb ik ook bij Simenon of Joyce.'
'Ik begon naar Brahms te luisteren door mijn moeder. Ze vertelde graag hoe ze in een chic landhuis in Skagen voor het eerst iets van Brahms had gehoord. Zijn muziek heeft haar heel haar leven gevolgd. Ze stierf twee jaar geleden. Haar laatste dagen lijken erg op die van de moeder van het hoofdpersonage. Ze stierf vreedzaam, stoïcijns bijna. Dat verbaasde me want ze was altijd vol honger naar het leven. Toen ze besefte dat ze zou sterven, werd ze rustig. Ik ging haar elke avond bezoeken. Een van de laatste keren luisterden we samen op de radio naar een live concert met muziek van Brahms. We zeiden niets, we luisterden gewoon. Er was op dat moment zoveel gaande tussen ons. De muziek verbond ons op een diepere manier dan woorden ooit hadden kunnen doen.'
Hans Cottyn ■
Masquer le texte