Versteend verdriet
Kristien Hemmerechts
Een zuil van zout
Bij het woord vrouwenliteratuur denk ik altijd aan maandverband. Het is een vreselijke term," zei Kristien Hemmerechts in 1988 in een interview. Ongeveer een jaar eerder had ze een polemiek geschreven tegen de mannelijkheid van de verhalenbundel Mooie jonge goden (Kritak, 1986): "Dertien auteurs en dertien fallussen waarmee zij het Vlaamse letterenland nieuw leven beloven in te spuiten. Geen vrouwenstem die dit knapenkoor komt verstoren, geen vulva die voor een dissonant zorgt (...)".
De Vlaamse literatuur kreeg in de tweede helft van de jaren tachtig niet alleen een nieuw elan, maar ook een heuse vrouwengolf. Naast enkele opmerkelijke debuten verschenen opeens een paar succesromans van heel diverse vrouwelijke auteurs, zoals Kristien Hemmerechts, Brigitte Raskin, Elizabeth Marain, wijlen Rita Demeester en Patricia de Martelaere. Van deze golf werd Hemmerechts hét gezicht en dé stem, een soort Vlaams…Lire la suite
Versteend verdriet
Kristien Hemmerechts
Een zuil van zout
Bij het woord vrouwenliteratuur denk ik altijd aan maandverband. Het is een vreselijke term," zei Kristien Hemmerechts in 1988 in een interview. Ongeveer een jaar eerder had ze een polemiek geschreven tegen de mannelijkheid van de verhalenbundel Mooie jonge goden (Kritak, 1986): "Dertien auteurs en dertien fallussen waarmee zij het Vlaamse letterenland nieuw leven beloven in te spuiten. Geen vrouwenstem die dit knapenkoor komt verstoren, geen vulva die voor een dissonant zorgt (...)".
De Vlaamse literatuur kreeg in de tweede helft van de jaren tachtig niet alleen een nieuw elan, maar ook een heuse vrouwengolf. Naast enkele opmerkelijke debuten verschenen opeens een paar succesromans van heel diverse vrouwelijke auteurs, zoals Kristien Hemmerechts, Brigitte Raskin, Elizabeth Marain, wijlen Rita Demeester en Patricia de Martelaere. Van deze golf werd Hemmerechts hét gezicht en dé stem, een soort Vlaamse versie van een moderne Simone de Beauvoir. Ze maakte een blitzcarrière: in nauwelijks drie jaar groeide ze van een onbekende debutante uit tot een van de meest mediatieke auteurs. In 1990, nauwelijks drie jaar na haar debuut, kreeg ze de driejaarlijkse staatsprijs voor proza. Ze was vijfendertig jaar ("Ik dacht dat je daarvoor grijze haren moest hebben") en had nog maar vier boeken gepubliceerd.
Naar eigen zeggen had ze er lange tijd nooit aan gedacht om literatuur te schrijven. Ze begon ermee om "vrijheid in haar kop te scheppen", en ze weet nog precies wanneer: op 9 februari 1982, "in de trein, heel geniepig in een heel klein notitieboekje. Het was echt gestolen tijd." Zoals ze later schreef in het autobiografische verhaal 'Papa' deed ze dat uit "absolute noodzaak", om te ontsnappen aan een huisje-tuintje-keukentje-leven, maar ook om een stem te hebben: "Fictie is dan de ideale uitweg. Je zegt het en je zegt het niet. Het is een verhaal, niet echt gebeurd, en de boodschap is niet eenduidig." Aanvankelijk schreef ze in het Engels. Drie verhalen werden in 1986 gepubliceerd in de verzamelbundel First Fictions: Introduction 9 bij de befaamde uitgeverij Faber & Faber. "Maar op een gegeven moment ervoer ik die Engelstalige verhalen wel als een maskerade."
Na enkele verhalen in literaire tijdschriften verscheen in maart 1987 de korte roman Een zuil van zout, een bijzonder sterk debuut. Anna heet het bevreemdende hoofdpersonage; na de dood van haar vader komt ze terug uit Amsterdam en gaat in het ouderlijke huis in Grimbergen wonen. Ze wordt zwanger, na een avontuurtje met een Amerikaanse traveller, en kijkt schijnbaar lijdzaam tegen de toekomst aan. Ze brengt bezoekjes aan haar blinde, apathische grootmoeder in het rusthuis en aan het modale burgerlijke gezin van haar broer, en geraakt geïntrigeerd door de stapel krantenknipsels die haar vader in het huis bewaarde, blijkbaar zonder enige orde.
Deze verhaallijntjes worden verteld in een afstandelijke, egale stijl. Een zuil van zout zit vol suggestie, symboliek en ingehouden emotie. Het lijkt een registrerende weergave van een alledaags leven van een jonge vrouw, met futiele handelingen en dialogen, maar daaronder zindert het van onrust, beklemming en opstandigheid tegen het leven. Het boek laat geen illusie, het immobilisme en de onmacht overheersen. Later verklaarde Hemmerechts: "Toen ik Een zuil van zout schreef, was ik 28 en ronduit pessimistisch. In die dagen leek het bestaan mij saai, doods, grijs." Enkele critici hadden het dan ook over de lijdzaamheid en de sombere levensvisie van het hoofdpersonage. In interviews stelde Hemmerechts ook dat ze op het einde van het boek blij was van het personage verlost te zijn: "Het is een afschuwelijk mens, veel te extreem, te radicaal. Er gaat van haar een zeer negatieve energie uit, die me op het einde begon aan te tasten. Ik wou van Anna af, ik was haar meer dan beu. Ze reageert wel van binnen, maar ze laat dat niet blijken." Na een volgende roman keek ze terug op haar debuut: "Een zuil van zout is een gruwel van een boek, echt een cul de sac zonder een sprankeltje zon."
De overwegend positieve kritieken vermeldden vaak de sobere, onderkoelde, "typisch Angelsaksische" stijl. Een even heldere als functionele taal, schreef Frank Hellemans (die later minder positief zou schrijven over Hemmerechts) in Knack: "Want het volgehouden staccato van de korte, sobere zinnen grijpt uiteindelijk toch naar de keel." Het werkte inderdaad. Ook bij herlezing valt op hoezeer Een zuil van zout, juist door de suggestie en ingehouden emotie, emotioneel bijzonder aangrijpt. Het is zelfs verwonderlijk dat er veel geschreven werd over de zogenaamde koele afstandelijkheid van Hemmerechts. Dat merkte ze zelf ook op: "Van sommige recensenten denk ik dat het superdomme wezens zijn. Als er niet met zo veel woorden staat dat Anna het niet zo leuk vindt dat haar baby dood geboren wordt, dan denken ze dat Anna daar niet door geraakt wordt. Ik vind die slotpassage zeer emotioneel." Zo is het ook. Jos Borré wees in een positieve recensie op enkele thematische en stilistische overeenkomsten met Voyage in the Dark (1934) van Jean Rhys, de Britse schrijfster over wie Hemmerechts een proefschrift maakte. Vreemd genoeg deed het herlezen van Een zuil van zout me al eens denken aan Brandende liefde van Jan Wolkers, ook een roman over een zwangerschap. Enkele motiefjes komen in beide boeken terug, bijvoorbeeld het poseren van de zwangere vrouw naast een (al bijna gestorven) bejaarde. Maar wat bij Wolkers inhoudelijk én stilistisch een vitalistische lofzang op de liefde en het leven is, wordt bij Hemmerechts het volstrekte tegendeel: geen brandende liefde, maar versteend verdriet.
Opvallend is hoe kuis Hemmerechts, die bij velen bekendstaat als iemand die vrijmoedig over seks schrijft, in haar debuut bleef. Daarover zei ze later: "Mijn eerste werk is zo mooi rechttoe rechtaan, is zo vreselijk voorzichtig en beschroomd en ingehouden geschreven. Die angst om toch maar niemand op de tenen te trappen of te mishagen zit er aanvankelijk sterk in. Een zuil van zout is een heel besloten boek." In hetzelfde gesprek beschouwt ze haar evolutie als auteur: "Ik denk dat ik technisch nu meer kan. Maar ook die schroom is weg en er is meer durf, het is directer." Technisch bevat Een zuil van zout inderdaad nog enkele onvolkomenheden, al blijf ik het emotioneel een van haar sterkste boeken vinden. "Je mag ook niet vergeten dat aan de basis van Een zuil van zout een groot taboe lag, de dood van mijn kinderen," zei ze meer dan tien jaar nadien aan Pascal Verbeken. Over dat taboe schreef ze later ook het beklijvende, autobiografische verhaal 'Sprookje' (in Kerst en andere liefdesverhalen, 1992). Daar had ze behoefte aan, verklaarde ze toen: "Omdat ik zo vaak de vraag gekregen heb: waarom is er zoveel dood in je werk? Waarom wordt het kind in Een zuil van zout dood geboren?"
Een zuil van zout verscheen bij Houtekiet.
Recent werk van Kristien Hemmerechts wordt uitgegeven door Atlas.
Masquer le texte