In dit tiende deel over de Baudelaires*, drie weeskinderen die voortdurend door rampspoed worden achtervolgd, belanden zij in een uiterst grimmig gebergte. Graaf Olaf, die op hun fortuin uit is, probeert ook hier om hen uit de weg te ruimen. Gelukkig zijn ze erg intelligent en beschikken ze bovendien over de creativiteit om zich te redden. Violet is de uitvindster, haar broer Claus beschikt over veel boekenwijsheid en baby Roosje heeft uitzonderlijk sterke tanden. Niettemin heeft het verhaal geen happy end en wordt een nieuw deel met verdere avonturen gesuggereerd. Dit vlot geschreven, spannende fantasieverhaal heeft een goede karaktertekening en een grappige onderkoelde, licht ironische manier van vertellen. De auteur spreekt de lezers vaak persoonlijk aan door uit te leggen waarom hij dit vehaal moet vertellen. Hij waarschuwt om dit droevige boek vooral niet verder te lezen. Op humoristische wijze verklaart hij met grote regelmaat moeilijke woorden. Grijze potloodtekeningen illustreren het verhaal. Het boek is zelfstandig te lezen, maar er wordt veel verwezen naar vorige avonturen. Vanaf ca. 11 jaar. Masquer le texte