In deze nieuwe, maandelijkse rubriek bespreektAnnelies Verbeke recent verschenen verhalenbundels. Deze week:Liefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen.
In deze rubriek zal ik mij voornamelijk toeleggen op verhalenbundels in de strikte zin van het woord; boeken met bij elkaar horende verhalen van één auteur. Dat ik meteen een uitzondering op die regel maak, komt door de dit jaar verschenen bloemlezingLiefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen. Ik zal mijn gejuich onderbouwen.
Luk Van Haute, die eerder onder andere romans van Kawabata, Oe, Murakami en Kawakami vertaalde, werkte de voorbije zeven jaar aan dit lijvige boek, met daarin eenenveertig auteurs, die in hun eigen land bekend zijn, maar van wie meer dan de helft niet eerder in het Nederlands verscheen.
De vertaler-samensteller-docent deelt zijn kennis en voorkeuren met innemende toewijding. Naast een algemene inleiding en een lijvig nawoord, krijgt elke auteur een aparte inleiding, waarin het verhaal dat we zullen lezen wordt geduid in de tijd en als typisch of net afwijkend binnen het oeuvre van de auteur. Dat het om een cinefiele vertaler-samensteller gaat…Lire la suite
In deze rubriek zal ik mij voornamelijk toeleggen op verhalenbundels in de strikte zin van het woord; boeken met bij elkaar horende verhalen van één auteur. Dat ik meteen een uitzondering op die regel maak, komt door de dit jaar verschenen bloemlezingLiefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen. Ik zal mijn gejuich onderbouwen.
Luk Van Haute, die eerder onder andere romans van Kawabata, Oe, Murakami en Kawakami vertaalde, werkte de voorbije zeven jaar aan dit lijvige boek, met daarin eenenveertig auteurs, die in hun eigen land bekend zijn, maar van wie meer dan de helft niet eerder in het Nederlands verscheen.
De vertaler-samensteller-docent deelt zijn kennis en voorkeuren met innemende toewijding. Naast een algemene inleiding en een lijvig nawoord, krijgt elke auteur een aparte inleiding, waarin het verhaal dat we zullen lezen wordt geduid in de tijd en als typisch of net afwijkend binnen het oeuvre van de auteur. Dat het om een cinefiele vertaler-samensteller gaat, maakt die ontdekkingstocht nog boeiender. Alsof je een cursus twintigste-eeuwse Japanse literatuur- en cultuurgeschiedenis doorloopt, die je op basis van de aanwijzingen in dit boek nog lang zult kunnen verderzetten.
Ik was blij bevestigd te zien wat ik vaak ter verdediging van het korte verhaal opwerp: op nogal wat plekken op deze planeet, zoals in Japan, neemt het genre, anders dan bij ons, een prominente positie in. De prestigieuze Kawabataprijs is bijvoorbeeld specifiek voor korte verhalen bedoeld.
Typisch Japans
De selectie in deze bloemlezing illustreert onder meer dat het genre zich uitstekend leent tot (vorm)experiment. Sommige auteurs kiezen voor wat A.L. Snijders 'zkv's' (zeer korte verhalen) noemt. Zo doet de auteur Taruho Inagaki aan Daniil Charms, en bij momenten zelfs aan Lydia Davis denken en is Yasunari Kawabata vertegenwoordigd met wat hij zelf 'Handpalmverhalen' noemt; verhalen die op een (volgens mij dan wel erg grote) handpalm kunnen.
Tijdens het lezen ontdek je verwantschappen met auteurs uit andere landen. Dat laatste vindt Van Haute duidelijk belangrijk. Hoewel hij herhaaldelijk aangeeft wie waar verwijst naar boeddhistische tradities of oude Japanse volksverhalen en personages, de notie 'typisch Japans' wordt, alleen al door de aangeboden veelzijdigheid, op de helling gezet. De bloemlezing opent niet zomaar met Ogai Mori's verhaal 'In verbouwing' uit 1910. Midden negentiende eeuw, na meer dan twee eeuwen afzondering, kwamen Japanners weer met de rest van de wereld in aanraking. Een liefde-haatverhouding met het Westen nam een aanvang, en aan het begin van de twintigste eeuw was de hele maatschappij in verbouwing.
Periodes van censuur werden omzeild door op een andere manier over een prangend probleem te schrijven. Als Yasushi Inoue het over een monnik uit het verleden heeft, die in de aanloop van zijn rituele overtocht beseft dat hij eigenlijk helemaal niet dood wil, denken we vanzelf aan de kamikazepiloten. In het kafkaiaanse 'De indringers' (1951) van Kobo Abe vestigt een onbekend gezin zich in de flat van het hoofdpersonage. Ze behandelen hem als een slaaf en willen over alles stemmen; een manier om de 'democratie' van de Amerikaanse bezetter aan de kaak te stellen. Diezelfde Amerikaanse bezetter censureerde het ijzersterke oorlogsverhaal 'Een vrouw en de oorlog' van Ango Sakaguchi, dat mij herhaaldelijk deed denken aan de oorlogsverhalen van de Rus Arkadi Babtsjenko. Het titelverhaal 'Liefdesdood in Kamara' (1984) van Sueko Yoshida herinnert je eraan dat er nog steeds Amerikaanse militairen op Okinawa zijn gestationeerd.
Dat de Japanse maatschappij zijn eigen armen en verschoppelingen kent, komt onder andere naar voren in het verhaal van Kenji Nakagami. Kenzaburo Oe buigt zich over de terreur van religieuze sekten in het land.
Tegenstellingen
Er valt ook veel te lachen in dit boek. Bij 'De laatste roker' (1987) van Yasutaka Tsutsui vraag je je af of W.F. Hermans het kende toen hij enkele jaren later zijn gelijknamige verhaal schreef. De auteurs werken hun ergernis over de gezondheidspolitie weliswaar anders uit, maar er zijn veel raakpunten.
Door 'Het schattenschip in de nieuwjaarsdroom' (1969) van Shusaku Endo - doorgaans nochtans een intens ernstig schrijver, zo lees ik geamuseerd in de inleiding - ontdekte ik de liefhebber van scatologische sciencefiction in mezelf. In dit verhaal, geïnspireerd door Richard Fleischers filmFantastic voyage, laat iemand die zich moeilijk kan voorstellen dat de vrouw die hij aanbidt wel eens een wind laat, zich samen met een team doktoren verkleinen om de binnenkant van haar lichaam te verkennen. En ook het zkv 'Subuyan' (1993) van Ko Machida, waarin een monnik zijn publiek diep teleurstelt met een al te aardse mededeling, doet mij nog schateren als ik eraan terugdenk. Wat er zo grappig is aan deze verhalen is de combinatie van diepzinnige, suggestieve schoonheid en de uitbundige, absurdistische omkering ervan.
Een spel met tegenstellingen laat zich ook vinden in de vele verhalen met een sadomasochistische thematiek, zoals in het tijdloze 'Kinderspel' (1911) van Junichiro Tanizaki, waarin kinderlijke onbevangenheid en wreedheid hand in hand gaan. Het krijgt een weerklank in 'Kleuterjacht' (1961) van Taeko Kono en een aantal andere verhalen van vrouwelijke auteurs daarna. Zelfs Banana Yoshimoto laat haar personage vastgebonden het pure genot vinden.
Terwijl Mieko Kanai je onrustig maakt met haar orgie van bloederige konijnenvellen en doorboorde oogballen, en Mariko Ohara je op stap stuurt door Tokio aan de hand van een danser met een penis met een vacht, treffen andere auteurs je in het verborgene. Hiromi Kawakami's mol die zich als getolereerde buitenstaander heeft toegelegd op het verzamelen van mensen die hun levenslust verloren zijn, brengt een melancholisch soort rust op je over. Ryunosuke Akutagawa laat in 'Verhaal van een afgevallen hoofd' (1917) nog eens zien waarom hij een klassieker werd. De sterfscène van zijn Chinese held He Xiao-er is even helder en aangrijpend als diens laatste gedachten: 'Hij wilde zich bij iedereen verontschuldigen. En hij wilde iedereen vergeven.'
Ook Nanae Aoyama, de jongste auteur in de bloemlezing, wist me te ontroeren met het verhaal 'Fragmenten' (2009) waarin een twintigjarige vrouw tegen haar zin een dagje uit moet met haar vader, voor wie ze niet veel meer dan iets 'tussen medelijden en minachting' voelt. Ze keert van de reis terug met een gevoel waarop ze de vinger niet kan leggen. Het heeft te maken met het besef dat de waarheid schuilt in de verscheidenheid van fragmenten.
Liefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen,
Samengesteld en vertaald door Luk Van Haute, Atlas Contact, 592 blz., 45 ?.
Masquer le texte