Wat je aanraakt, raak je ook onvermijdelijk kwijt. Toch gaat Marc Tritsmans in zijn gedichten op zoek naar de hoogste bekroning van aanraking: ontroering.
Er zijn maar weinig dichters die over de gave beschikken de thematiek van hun bundel volmaakt te laten weerklinken in de titel ervan. Marc Tritsmans heeft er in zijn jongste bundel maar één woord voor nodig:Aanrakingen. Een samenvattende, bijna voor de hand liggende titel. Je raakt iemand aan om te bewijzen dat je bestaat, net zoals de ander en het andere bestaat. Of het nu een mens is die je aanraakt, of een dier. De dichter blijkt zelfs bereid een boom te omarmen en te beluisteren. Dat mag het gedrag van een weirdo lijken, maar je accepteert het vanwege de kitschloosheid van de dichtregels.Aanrakingen gaat over de onmogelijkheid van een volledig bevredigend contact. De mens kan in zijn relatie tot de natuur uiteindelijk niets anders dan falen, stelt het gedicht 'Onder de linde'. Hij is in de loop der tijden namelijk een raar dier geworden dat zijn dierlijkheid goeddeels vergeten is of te vaak onderdrukt heeft. Onder zijn boom moet hij vaststellen dat bijen met hun 'monotoon diep zoemen' feilloos weten waarnaartoe, terwijl hijzelf 'hulpeloos en onbegrijpend' staat te dralen.
Tritsmans betreurt dat. Hij streeft van zijn eerste tot zijn laatste gedicht de hoogste bekroning van aanraking na: ontroering, een fenomeen dat in al deze gedichten sterk met de natuur verbonden is. Ontroering is erg besmettelijk. De dichter gaat op zoek naar de aanraking die het hevigst, het adembenemendst en het onvergetelijkst is. Dat is de eerste aanraking, die nooit meer kan worden herhaald, omdat de eerste aanraking altijd de meest intense is. Er is veel nostalgie aanwezig in deze gedichten, maar van een milde soort. De heftige energie van jongere jaren is in deze poëzie afwezig. In een gedicht over ouder worden lees je immers hoe extreme verlangens, hoewel ze altijd onderhuids aanwezig zijn, met het klimmen der jaren enigszins worden afgetopt.
Schoonmenselijk
Tritsmans is een natuurdichter - in het dagelijkse leven is hij misschien niet toevallig milieuambtenaar. Hij is de dichter van het erbarmen, van, om het met een beschimmeld woord uit te drukken: schoonmenselijkheid. Een doodenkele keer ligt die er te dik op. Mededogen heeft hij vooral wanneer hij de grens verkent tussen leven en dood. In deze bundel staan nogal wat gedichten over grenservaringen. Over een stervende haas die met veel toewijding, engelengeduld en met behulp van een zuigfles voor poppen verzorgd wordt. Over een overreden hond, die zelfs wanneer hij dood is, nog gestreeld wordt. Van zijn dementerende vader, die zijn wartalige zegje blijft doen, neemt Tritsmans in verschillende gedichten afscheid. 'Een klein afscheid' noemt Tritsmans het en inderdaad: veel vader om afscheid van te nemen, is er niet meer over. Het reservoir van diens herinneringen is langzaam leeggelopen. Toch roept de dichter hem na zijn dood weer tot leven, ook al heeft hij het gevoel dat hij nu zelf het roer in handen moet nemen, omdat hij voor de dood nu langzamerhand zelf in poleposition komt te liggen. Net wanneer alles bijna voorgoed voorbij is, probeert hij het voorbije nog even aan te raken.
Want afscheid: daar gaat het hier uitgebreid over. Over al dat afscheid in de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld, die Tritsmans treffend oproept op een moment dat men overal de Eerste Wereldoorlog herdenkt. Het leven is één afscheid en afscheid is een grenservaring. De dichter is gefascineerd door dat rakelingse. Maar wat je aanraakt, raak je onvermijdelijk ook kwijt. Daardoor voelt hij de noodzaak om te verbroederen met alles wat leeft en geleefd heeft. Over de reeën die hij aan het bespieden is, schrijft hij: 'en zo graag had ik daar samen met hen/ aan dat malse jonge groen staan knabbelen/ maar ik durfde het hoofd niet meer te draaien/ het hoofd waarin nu zacht zoemde het geluk/ hier toch even van hen te zijn geweest'. Het wemelt in deze poëzie van dieren en bomen. Tegen beter weten in probeert de dichter een date met de hele schepping af te dwingen.
Maar wat een 'vreemd dier', realiseert hij zich, is toch de mens, 'geen vacht en geen veren/ na een jaar amper in staat/ tot wat stuntelig bewegen/ geen ander dier komt/ met een lijf zo bloot/ zo onbruikbaar en onaf/ dit bestaan ingedoken'! Het is alsof de mens zijn onvoltooidheid maar zelf moet zien te compenseren met iets wat hier 'vindingrijkheid', zeg maar cultuur, wordt genoemd. Alleen verwijdert hij zich daardoor vaak van zijn biologische identiteit. Maar op een mooie dag maakt een adembenemende natuur het dierlijke in ons weer wakker, tot grote voldoening van de dichter: 'in juichende lente/ verliezen we soms onaangekondigd/ alle controle en willen we terug'. En terug gaat ook Tritsmans, gepatenteerd romanticus. Hij beklimt berg na berg als de bevlogen, Nijhoff-achtige wandelaar die hij is, berg na berg. Het buitenland begint al buiten zijn deur. Hij struint landschap na landschap af. In de hoop dat hij ooit de plek zal kunnen betreden, waarvan hij vindt: hier is het, hiernaar heb ik zo lang gezocht. Tijd voor een aanraking.
MARC TRITSMANS
Aanrakingen.
Nieuw Amsterdam, 61 blz., 19,95 euro.
De auteur: won in 2011 met de bundel Studie van de schaduw de Herman de Coninckprijs en staat met zeven gedichten in de bloemlezing van Komrij. Is niettemin altijd een 'stille' dichter gebleven.
Het boek: poëzie over de pogingen van de mens om koste wat het kost te blijven communiceren. Niet alleen met zijn medemens, maar met alles, plant en dier, dat onderdak vindt in de natuur.
ONS OORDEEL: heldere poëzie, ondergebracht in een secuur geconstrueerde bundel met een aantal flonkerende gedichten.
Luuk Gruwez ■
Masquer le texte