De Britse auteur Philip Pullman maakte naam en faam met zijn trilogie 'His dark materials', in het Nederlands wat ongelukkig en nietszeggend verpakt onder de titel Het gouden kompas. Eerder verschenen al Het noorderlicht (1996 en 2001) en Het listige mes (2002) in een Nederlandse vertaling. Met De amberkleurige kijker is nu ook het sluitstuk voorhanden. Een klepper van een boek: letterlijk, want meer dan 450 behoorlijk dicht bedrukte bladzijden dik; én figuurlijk, want bekroond met de Whitbread Book of the Year Award en -- wat nog meer lijkt -- het eerste jeugdboek ooit met dat prestigieuze literaire aura omkranst. Een onvolprezen geschenk voor marketingdoeleinden, dat is zeker. Maar wat ben je er als lezer mee!?
Overdaad schaadt
De amberkleurige kijker mist scherptezicht
Het is alleszins opnieuw weelderigheid troef in deze roman die -- net als zijn voorgangers -- drijft op uitgesproken epische allure en narratieve 'extravagantie'. Zij het desgevallend wel een erg woekerende weelderigheid, die zich zowat overal manifesteert: in de ongebreidelde verbeelding waarmee bevreemdende en bizarre werelden en wezens in scène worden gezet en peripetieën op de lezer worden losgelaten, in de veelheid van intriges en subplots, in het 'filosofische' ideeëngoed waarvan het geheel is doordrenkt, én in het beeldende en kleurrijke taal- en stijlpalet.
De openingszin en -paragraaf is meteen goed raak: "In een door rododendrons beschaduwd dal, dicht bij de sneeuwgrens, waar een beek melkachtig bruiste van het smeltwater en waar duiven en sijsjes tussen de enorme naaldbomen vlogen, lag een grot, half verborgen door de rotsmassa en het dichte gebladerte daaronder [...] Het was een plek in de volle zon, met altijd bewegende schaduwen; citroengouden stralenbundels drongen door tot de bosgrond, tussen stroken en poelen van bruingroene schaduw. Het licht stond nooit stil, was nooit constant, omdat er dikwijls nevels tussen de boomtoppen dreven, die al het zonlicht tot een parelachtig schijnsel filterden en elke dennenappel met vocht bestreken, dat glinsterde als de nevel optrok. Soms condenseerde het vocht van de wolken tot heel kleine druppeltjes, die meer omlaag zweefden dan dat ze vielen en zachtjes ritselden tussen de miljoenen naalden." Alsof de auteur onverwijld wil laten aanvoelen dat oppervlakkige lectuur hier niet op zijn plaats is. Maar tegelijk verraadt deze 'opening' ook iets van het overdone, zeg maar de overdaad die toch wel op het boek weegt. Want Het amberkleurige glas is willens nillens zijn 'opmerkelijke' literaire honneurs m.i. zeker niet het sterkste luik van deze trilogie. Het lijkt er bij momenten zelfs op dat 'literatuurderigheid' een zeker gebrek aan originele arrangementen en afdoende subtiele uitbalancering van het verhaalde moet maskeren. De motto's die Pullman aan zijn boek en aan elk hoofdstuk laat voorafgaan, ressorteren niet meteen een opvallende meerwaarde en het is maar de vraag wat de jonge lezer aan moet met al die toch wat geïsoleerde zinsneden en/of fragmenten uit bijbelboeken van zowel Oud als Nieuw Testament en uit werk van overwegend klassieke Britse auteurs als William Blake, Emily Dickinson, John Milton (uiteraard), Lord Byron, John Keats en John Donne. Herhaaldelijk verliest het verhaalverloop zich ook in enige wijdlopigheid en redundantie, terwijl de auteur er anderzijds niet echt in slaagt de basisverhaallijnen die over de drie boeken heen zijn uitgezet, te convergeren in een crescendo uitgewerkte 'ontknoping'.
Het verhaal, of beter: de verhalen in het verhaal, of nog: het feitenverloop tegenover het landschap van allegorie, symboliek en metaforiek samenvatten of in een relevante impressie gieten, is de facto onbegonnen werk. In grove lijnen komt het hierop neer: Lyra en Will, de hoofdfiguren uit respectievelijk deel één en deel twee, wier pad elkaar kruiste in Het listige mes, zetten hun onvermijdelijke strijd tegen de krachten en/of emanaties van Het Kwade verder. Figuren uit de vorige delen doen op een of andere manier opnieuw hun intrede, zoals Lyra's dode vriendje Roger (wiens stem het meisje in haar slaap steeds weer hoort), de geharnaste beer Iorek en de wetenschapper Malone. En ze ontmoeten ook nieuwe bondgenoten in hun uitzichtloos blijvende strijd op leven en dood: de Gallivespianen, ridders van pakweg een hand groot die reuzenlibellen berijden, en de muilifa, vreemde, dierachtige wezens die zich verplaatsen op wielen (in wie fantasie en techniek zich lijken te verenigen, een zeer kenmerkende dubbelzinnigheid overigens die her en der in de trilogie als een soort subthema of motief aan de orde is). Een niet altijd overzichtelijke of verrassende opeenvolging van avontuurlijke, actievolle en mysterieuze gebeurtenissen culmineren in een confrontatie met het Rijk van de Doden. Waarmee we middenin het kernthema van het boek als 'ideeënroman' aanbelanden.
De amberkleurige kijker is niet alleen het meest volumineuze boek van de 'Het gouden kompas'-trilogie, het is ontegenzeggelijk ook het zwaarst op de hand. In navolging van John Miltons Paradise Lost -- door Pullman uitdrukkelijk als inspiratiebron naar voren geschoven en waaraan ook de originele titel van de trilogie is ontleend -- laat dit derde boek zich zowaar lezen als een 'herschrijving' van het christelijke theologische basisconcept, in casu benaderd vanuit het perspectief van de Duivel en/of het Kwaad. Pullman is zeker niet de eerste die zich met een dergelijke beladen, tegelijk cryptische en uitgesproken ideologische thematiek tot een jonger lezerspubliek richt. C.S. Lewis deed het hem op zijn manier voor in de Narnia-cyclus. Zij het dat Pullman een uitgesproken didactiek zoals Lewis die hanteerde, tracht uit de weg te gaan en hij het geheel benadert vanuit een eerder atheïstische invalshoek of alleszins vanuit een spectrum dat de mens (en uiteindelijk alleen de mens) centraal stelt in een levensfilosofie die gericht is op ultieme vrijheid en ongebondenheid. Enige prekerigheid en gemoraliseer zijn hem daarbij evenwel niet vreemd en dat hypothekeert mee de wervelende verhaalstroom waarop de eerste twee delen van de trilogie kunnen teren.
Lyra figureert hier als de verbeelding van een soort bijbelse Evafiguur, Will -- zij het in veel mindere mate -- als een soort Adam. Maar ze verliezen daardoor wel veel van hun individuele, creatieve karaktersterkte die in Het noorderlicht en Het listige mes nochtans een soort waarmerk was. Pullman speelt ze te uitgesproken uit in de belichaming van het filosofisch, in feite 'new-agerig' discours dat hij aan zijn boek en trilogie wil meegeven: God is dood, de instellingen en instituten die handelen in zijn naam, vormen een grote bedreiging voor de mens, die het moet hebben van een leven in het hier en nu, met een sterke geest in een sterk lichaam, vanuit en gedreven door een gezonde ego-ethiek zonder perspectief op een beter leven in een of ander hiernamaals. Getuigen daarvan de afgunst van de 'engelen' en de 'doden' die in allerlei gedaanten in het verhaalde opduiken, jegens de kracht en de dynamiek die de levenden uitstralen. Enig waardeoordeel wil ik hier niet aan koppelen, maar -- het moet toch gezegd -- dit is verdraaid zware stof voor wat als een jeugdboek gepromoot wordt. Wellicht gaan deze thematiek en de mogelijke interpretatiemozaïek ervan helemaal voorbij aan waar het de jonge lezer in boeken als deze om te doen is: een mix van actie en avontuur, fantasie en mysterie, spanning en verbeelding waarin het goed verdwalen is. Het weze niettemin duidelijk dat dit bij voorliggend boek niet meteen voor de hand ligt, ook al leg je als lezer al het 'boodschapperige' en 'uitleggerige' naast je neer.
Een Britse recensent stelde het als volgt: "waren Het noorderlicht en Het listige mes dan al boeken voor volwassenen vermomd als kinderboek, dan is De veelkleurige kijker een kinderboek vermomd als boek voor een volwassen publiek." Een boutade natuurlijk, als je het mij vraagt absoluut niet letterlijk te nemen, maar het zegt op zijn manier wel iets over het 'artefact' dat deze roman toch wat te uitdrukkelijk is. Vreemd dat precies bij zulk boek een belangwekkende onderscheiding als de Whitbread Book of the Year Award nadrukkelijk de poort openzet tussen de pseudo-autonome domeinen van volwassenen- en jeugdliteratuur. Literaire bekroningen, het blijft een dubbelzinnig wereldje op zich.
[Luc Lannoy]
Masquer le texte