Roman. Tommi Kinnunen kennen we van zijn mooi debuut Waar vier wegen samenkomen uit 2014. Zijn nieuwe roman is een lyrische familiekroniek tegen de achtergrond van de twintigste-eeuwse Finse geschiedenis.
Helena is blind. Kort na de Tweede Wereldoorlog, in het meedogenloze noorden van Finland, is dat nog minder vanzelfsprekend dan vandaag. Als negenjarige wordt ze naar een blindenschool in Helsinki gestuurd. Die abrupte verwijdering uit het gezin tekent haar diep, dat merkt haar vader wanneer ze hem in het ziekenhuis voorgoed de rug toekeert.
'Droog je traantjes af', heet het hoofdstuk over het blindeninstituut. Helena's tijd daar wordt gekleurd door heimwee. De opvoedsters sturen aan op zelfredzaamheid. 'Wij waren jong en moesten ons aanpassen aan onze omgeving', zegt Helena. Witte stokken zijn alleen voor oude blinden. Zeker de meisjes worden voorbereid op een geknield leven. Zij, 'schoonheden met lege ogen', hoeven geen seksuele voorlichting, want ze kennen toch geen seksuele driften, hun 'leven zou draaien om het rooien van alledaagse klusjes'. Ze voelen, ruiken, tasten hun weg in de duisternis.
Later, als Helena een ki…Lire la suite
Helena is blind. Kort na de Tweede Wereldoorlog, in het meedogenloze noorden van Finland, is dat nog minder vanzelfsprekend dan vandaag. Als negenjarige wordt ze naar een blindenschool in Helsinki gestuurd. Die abrupte verwijdering uit het gezin tekent haar diep, dat merkt haar vader wanneer ze hem in het ziekenhuis voorgoed de rug toekeert.
'Droog je traantjes af', heet het hoofdstuk over het blindeninstituut. Helena's tijd daar wordt gekleurd door heimwee. De opvoedsters sturen aan op zelfredzaamheid. 'Wij waren jong en moesten ons aanpassen aan onze omgeving', zegt Helena. Witte stokken zijn alleen voor oude blinden. Zeker de meisjes worden voorbereid op een geknield leven. Zij, 'schoonheden met lege ogen', hoeven geen seksuele voorlichting, want ze kennen toch geen seksuele driften, hun 'leven zou draaien om het rooien van alledaagse klusjes'. Ze voelen, ruiken, tasten hun weg in de duisternis.
Later, als Helena een kind wil, zegt de gynaecoloog: 'Maar u bent niet zwakzinnig, [...] alleen invalide. [...] Omdat uw echtgenoot volkomen normaal is, zou het kind waarschijnlijk zonder al te veel brokstukken kunnen opgroeien.' Dat kind komt er niet, maar de brokstukken wel.
Tussen twee werelden
Tegen dan is het meisje Helena al tante. Tuomas, het jongste kind van haar broer Johannes, is 'zich er altijd van bewust geweest dat het gezin de leukste momenten al vóór hem heeft beleefd'. Het zijn, ook in Finland, vreemde tijden begin jaren 80. President Kekkonen, de man van de actieve neutraliteit tegenover de Navo en het Warschaupact, treedt terug. De angst voor een (nieuwe) Russische inval is tastbaar.
Tuomas is student in Helsinki en worstelt met zijn geaardheid. Hij loopt af en toe langs bij Helena. 'Gelukkige paren zijn zeldzame vogels in de homoseksuele zwerm', leest hij in Alles wat je altijd al wilde weten over seks van David Reuben. In het leger zal Tuomas bij de psychiater belanden, en in discotheken bij de verkeerde mannen. Tuomas zweeft 'tussen twee werelden', maar verlangt naar een gezin. En plots is daar dan Osku.
Helena en Tuomas begrijpen elkaar intuïtief, als outsider, al doen ze hun best om dat vooral niet te zijn. 'Ik weiger een buitenstaander te zijn', zegt Helena. 'Wie zijn thuis haat, zal nooit zijn eigen plek in de wereld vinden.' Maar toch: Tuomas en Osku verhuizen terug naar het noorden, zonder gezin, en Helena takelt alleen af in Helsinki, ver weg van de familie. Het lijkt lood om oud ijzer: 'Degenen die gaan, blijven altijd terugverlangen naar de plek waarvan ze zichzelf hebben losgerukt.' Tuomas en Helena zijn soms tevreden, maar nooit gelukkig.
Droefheid en ontroering
Tommi Kinnunen verweeft de verhalen van Helena en Tuomas vakkundig en beschrijft opvallend trefzeker. Het licht achter de ogen komt moeizaam op gang, als een vrij banale familiegeschiedenis, maar de roman groeit wanneer de verdrongen geheimen naar boven worden gewoeld. Zo had Helena's vader Onni 'een man in Oulu' en trachtten dokters 'zijn homoseksualiteit te genezen met stroomstoten en insulineshocks'.
Geleidelijk wordt de droefheid ontroering. De problemen van Helena en Tuomas worden niet opgelost, maar ze vinden manieren om ermee om te gaan. Helena omarmt haar blindheid niet als duisternis maar als 'extreme zuiverheid'. In een prachtige passage neemt ze, op de tast, afscheid van haar moeder, met een cartografie van herinneringen. Ook voor Tuomas en Osku went het. Hun verdriet 'was een nieuw familielid geworden, zwart en koud'. Tuomas beseft wel: 'Stof blijft er van je over, geen verhalen. Dit is jouw deel. Hier moet je het mee doen.'
Helena vertelt verhalen om zich aan het leven te hechten. 'Wanneer zijn de woorden op, wanneer de verhalen?' vraag Helena zich af. De fragmenten van deze hoogstpersoonlijke familiemythologie staan cursief weergegeven in de roman. Die mythologie versmelt, zeker op het einde, elegant met de realiteit.
Wellicht daarom stoort Kinnunens pessimisme niet. De loutering zit uiteindelijk in de aanvaarding. In het bijzonder lyrische, ontroerende slot kruipt Johannes in bed bij zijn stervende zus Helena. 'Dit is een mooi leven', beseft Helena. Betekenis sijpelt weg in de ijle lucht. Helena eindigt net als de 'witte water-lelie' van Frederik van Eeden: ze 'wenscht niet meer'. Ze verdampt tot geuren - de laatste is die van 'papa's hemd, dat ruikt naar de wind.' Niets gaat verloren - en al zeker niet het gemis.
Vertaald door Sophie Kuiper, Prometheus, 350 blz., 19,99 € (e-boek 7,99 €).
Masquer le texte